SCHRIJVERSPLEKKEN in Utrecht, rubriek van Willem Geijssen, nr. 5 Leo Vroman

Leo Vroman (1915-2014) woonde het grootste deel van zijn studententijd van 1932 tot 1940 op de bovenverdieping van Poortstraat 128, bij de ‘Ugcheltjes’, de dames Van Ugchelen. Vanuit het raam boven keek hij uit over de gebouwen van de faculteit Diergeneeskunde met daarachter de Biltse Grift.

Poortstraat 128, ergens daarboven woonde Vroman. De houten aanbouw was er toen nog niet. Foto: W. Geijssen

Het was niet ver van de Rembrandtkade, waar zijn grote liefde Tineke Sanders (1921-2016) woonde, en ook niet ver van de sociëteit van Unitas, de studentenvereniging waarvan hij lid was in de vooroorlogse jaren, net als onder andere Anton Koolhaas, A. Alberts en Kees Stip.

Unitas aan het Lepelenburg.

‘Is het niet gek - Ik droom nog vaak

dat ik mij door de Kruisstraat spoed en

een bruisend kielzog met mijn voeten

door de dorre blaren maak.

Dat moet oktober geweest zijn en vrijdag nacht

en lopen naar de kroeg van Unitas.

Ik voel dan ook zo hard als ik mijn jas

voel klapperen, dat daar iemand wacht, wacht en nog eens wacht, en ik ben pas

helemaal aan de overkant

van Lucas Bolwerk, want

dwars door die jaren, nu van dromen

verdund, zie ik opnieuw die lichten

als door de protestants omhooggerichte

maar kaalgeplukte bomen‘

Leo Vroman en Anton Koolhaas maakten in die tijd de kinderstrip ‘Stiemer en Stalma’, die verscheen in het NRC, waarvoor Vroman de tekeningen maakte en Koolhaas de teksten. De strip werd in 1937 in boekvorm gepubliceerd.

Pagina uit de strip Stiemer en Stalma 

Over het algemeen was Vroman toen meer bezig met tekenen dan schrijven. Hij is naast dichten dat zijn hele leven blijven doen. Er was in 2010 een mooie tentoonstelling met zijn tekeningen en dagboeken in de Galerie van Maarten de Boer aan de Weesperzijde 94 in Amsterdam.  

Uit het boek Leo Vroman, Tekenaar, 2010 

Ik zoek…

 

Ik zoek de zweefste van de lege kloven,

Met witte hand voorbij, slechts één stap verder,

En vliegende kraaien daarboven.

Ik zoek te wenteldrijven in de stromen

Witte vin een vijfde vadem dieper

Starend naar langsglijbomen

Ik zoek rusten hoofdgeborgen in je schoot,

Maar starend in het nevelfloers van liefde

Naar ver bewegen van de waze dood.

Uit het boek Leo Vroman, Tekenaar, 2010

In 1941 verschenen de gedichten ‘Lurk demonstreert…’ en ‘Ik zoek…’ in De Schone Zakdoek nr. 4, het baldadige en surrealistische tijdschrift, dat verscheen tussen 1941 en 1945. Vroman was zelf toen al Utrecht weggevlucht naar Engeland.

Het redactieadres van De Schone Zakdoek was gevestigd aan de Bemuurde Weerd 5. Theo van Baaren en zijn echtgenote Gertrude Paape woonden hier en tal van dichters kwamen hier over de vloer.

 

Lurk demonstreert…

 

Lurk demonstreert met veel gebaren

zijn piool met 82 snaren

’t spel is moeilijk, maar de keus niet zwaar,

elke toon heeft zijn eigen snaar.

Daar een strijkstok nu te klein was,

zal de strijkplank, eens tot fijnwas

strijken nog gebruikt, nu dienen

in Lurks geestige ontroermachine.

De klankbodem leek hem wat onhandig,

Daarom timmerde hij, heel verstandig,

Een klankzolder aan de strijkplank vast,

die bij alle tonen past.

Enkel door de zoete akoestiek

            wordt het publiek

            reeds melancholiek.

De Schone Zakdoek verscheen telkens slechts als één enkel exemplaar en was alleen daar te bekijken, om zo de mogelijkheid van ontdekking door de bezetter zo klein mogelijk te houden. Maart 1944 verscheen De Schone Zakdoek nummer 35/36 en dat was tegelijk het laatste nummer. Voor de volledigheid vermeld ik nog dat in 2014 nog een nummer 37 werd gemaakt ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan door Stichting de Inktpot. Dit jaar bestaat de Schone Zakdoek 75 jaar. Zie voor een uitgebreid artikel hierover het septembernummer van De Utrechtse Boekhouder.

Uit het boek Leo Vroman, Tekenaar, 2010

De warme band met Utrecht is bij Leo Vroman altijd gebleven. Dat blijkt uit het hieronder staande gedicht:

Toen ik 12 jaar was

Toen ik 12 jaar was
hield ik het meeste
van bossen vol beesten
en van slapen in het gras.
-
Daar staan nu huizen, want
dat was duizend jaar geleden.
Wat bos was en weiland
is nu bebouwd en bereden.
-
Was ik maar een kilometer
lang, dan kon ik alles beter
overzien en misschien verdragen,
en dan kon ik mij vol behagen
uitstrekken over die daken
en die woninkjes fijn kraken
alsof ze schelpjes waren,
hun huisdiertjes uit mijn haren
kammen, miertjes die zo merkwaardig
menselijk waren
maar zoveel aardiger
zoals ook de wereld leek
wanneer ik de dom
van Utrecht beklom
en omlaag keek.

uit 'Gedichten', 1976.

Hoe het verder ging met Leo Vroman en zijn echtgenote weten we allemaal. Na de oorlog, na elkaar jaren niet te hebben gezien, ontmoetten zij elkaar weer en na Tineke’s afstuderen als arts in 1947, vertrokken ze naar De Verenigde Staten waar zij de rest van hun leven bleven wonen en werken. Leo Vroman overleed in 2014 en Tineke eind 2015. Nog één zin:

‘Ik zoende Tineke voor het eerst geloof ik, in de buurt van de Sterrenwacht. Het regende. Ik stelde voor een kopje koffie te gaan drinken bij Van Angeren en ze keek me aan of ik haar het Zondepark in Laag Soeren in trachtte te wurmen’ 

Stomtoevallig heb ik ze een keer zien lopen, bij de Sterrenwacht, toen ik over de Maliesingel fietste. Alweer ruim 20 jaar geleden. Of ik dacht of hoopte dat ik ze zag lopen. Ik laat het maar zo. Mooie herinneringen moet je koesteren. 

Bronnen:

Querido's Letterkundige Reisgids, 1982)

Wouter Paap, Literair leven in Utrecht, 1976

De Utrechtse Boekhouder Nr. 2, 2011

De schone zakdoek, selectie door C. Buddingh’, Gertrude Paape en Theo van Baaren, 1981