SCHRIJVERSPLEKKEN in Utrecht, deel 4 over Clare Lennart, rubriek van Willem Geijssen.

Clare Lennart (1899-1972), schuilnaam van Clara Klaver, werd geboren in Hattem, als dochter van landschapsschilder Luite Klaver. Ze brengt haar jeugd door op het platteland, maar gaat in Utrecht studeren en woont dan aan de Wittevrouwensingel ter hoogte van de Gasthuissteeg, op een zolderkamer met twee ramen met zicht op de singel en het Lepelenburg.

In ‘Pluk een Roos’(1967), vertelt zij in korte verhalen, die verschenen in het Utrechts Nieuwsblad, veel over die begintijd in Utrecht. De bloemenmarkt, de Hortus Botanicus, alles kabbelt voorbij in haar kenmerkende vriendelijke stijl.  

Clare Lennart.

‘Bijna twee jaar is die zolderkamer op de Wittevrouwensingel mijn Utrechts tehuis geweest. Ik ben er weggegaan niet zonder weemoed, want ik hield van het huis en vooral van de omgeving: het plantsoen, waar de prachtige, breedvertakte kastanje nog op de heuvel stond, de verliefde paren, die door de donkere laantjes doolden of op de banken zaten, het drukke gedoe rond de muziektent als een of ander muziekcorps concerteerde, de muziek die nu eens fors, dan weer smeltend aandreef over het water, de belommerde tuin van het café Flora, de turfschepen verderop in de singelgracht, die bij vochtig weer roken naar veenmoeras.’

In 1955 schrijft zij al: Café Flora heeft zijn aspect van landelijk zitje in het groen weten te bewaren.’

Café Flora rond 1950. Foto: Het Utrechts Archief

Later verhuist ze naar Steenweg 33, midden in de binnenstad, (‘een straat die loopt van C&A tot in de Middeleeuwen’) waar ze tot haar dood zal blijven (boven de poort), waar ze kamers verhuurde aan lieden die geen benul hadden van haar schrijverschap.

Zoals altijd is haar werk geïnspireerd op het dagelijks leven in haar omgeving. Over de kruidenier P.L. Godefroy:  

‘Hij gaat stijf en stram. Alleen de benen bewegen. De armen houdt hij tegen het lichaam geklemd alsof hij de constructie daarvan niet al te goed vertrouwt en bang is, dat een teveel aan beweging het een en ander zal doen loslopen.’

Huis aan de Steenweg. Foto: Willem Geijssen

In veel van haar boeken speelt Utrecht een rol als achtergrond, maar hoofdpersoon is de stad in ‘Huisjes van Kaarten’ uit 1939, een van de aller-Utrechtste romans, waarin de naam Utrecht echter niet valt, wel de naam van de Buurkerktoren:  

‘De ernstige, plichtsgetrouwe niet briljante broeder van de wereldvermaarde, in strenge gotiek naar de hemel strevende Domtoren.’ 

We herkennen ook café De Witte Ballons, maar of het in de roman opgeroepen beeld nog helemaal klopt waag ik te betwijfelen.

‘Het stille kroegje dat van achteren op de gracht uitziet.’

De Witte Ballons. Foto: Willem Geijssen

De achterkant van ‘De Witte Ballons’. Dat hele kleine raampje was vroeger van het damestoilet, dat het onontkoombaar maakte een blik naar buiten te werpen en de gedachte op te roepen:

‘Hoevelen zijn mij voorgegaan

Die dit hier ook hebben gedaan.’

Deze regels zijn trouwens niet van Clare Lennart, maar van mij.

De achterkant van de Witte Ballons. Foto: Willem Geijssen

Clare Lennart verruilde haar geliefde Steenweg voor een huis aan de Zuilenstraat 10 bis, waar ze tot haar dood zou blijven wonen.

In de nabij gelegen Brigittenstraat, op nummer 4, speelt zich hier niet zonder emoties, maar wel in een bedaarde sfeer haar roman ‘Twintig Ramen aan de Straat’ (1965) af. Dit pand telt inderdaad twintig ramen en is ‘maar één kamerbreedte diep.’

Het huis met de twintig ramen. Foto: Willem Geijssen

De landelijke sfeer uit haar jeugd komt terug in de roman ‘Kasteel te huur’, waar zij het theehuis in Rhijnauwen een verheven rol laat spelen: ‘Een drijvend sprookjeshuis met gouden vensters, vriendelijk en toch statig als een zuidelijk landhuis.’

Theehuis Rhijnauwen rond 1940. Foto: Het Utrechts Archief

Bronnen:

Pluk een roos, Clare Lennart, 1967

Literair Leven in Utrecht, Wouter Paap, 1970

Querido's Letterkundige Reisgids, 1982