Profvoetballers hebben tegenwoordig nog maar korte contracten. Na vier, vijf jaar is een team compleet veranderd. Hoe anders was dat vroeger, spelers waren lang aan een club verbonden. Bij DOS waren een meerdere spelers familie van elkaar. Voor supporters waren het locale helden.

Cor Luiten (1929 – 1978) was linksbuiten in het kampioensteam. Een rappe speler, die op 18 juni 1958 in het Goffertstadion in Nijmegen bij de beslissingswedstrijd DOS – Sportclub Enschede, de voorzet gaf waaruit Tonny van der Linden in de verlenging de golden goal scoorde. Hij voetbalde bij DOS tot en met 1964 met uitzondering van een seizoen (1961-1962) toen hij speler was bij de Sportclub Enschede.

Luiten speelde al vanaf zijn zeventiende in het eerste bij de kanaries en debuteerde in 1953 in het Nederlands Elftal, waar hij vier interlands speelde. In 1954 werd DOS afdelingskampioen en tweede achter Eindhoven in de strijd om de landstitel. Datzelfde jaar trad DOS toe tot de rij van profclubs. Premies waren geen vetpot. Cor Luiten moest het hebben van zijn maatschappelijke positie. Hij begon als kantoorbediende en werkte zich bij installatiebedrijf  Bleijenberg aan de Willem Dreeslaan op tot adjunct-directeur. 

Interview door Jan Jansen

Achttien jaar voetbalde Cor Luiten bij DOS en maakte de toptijd van het Utrechtse voetbal mee. Zoon Erwin (53) was te jong om het zich te kunnen herinneren. “Ik hoorde wel mooie verhalen van mijn oom Gerrit Krommert, die ook in het kampioensteam speelde. Er was nog geen tv zodat spelers, buiten zicht van de scheidsrechter, elkaar wel een oor aan konden naaien. Toen DOS in 1959 tegen Feyenoord een goal scoorde werd Feyenoordspeler Cor van der Gijp, die voortdurend liep te provoceren, tussen de juichende DOS-spelers zodanig in de tang genomen dat hij groggy achterbleef toen iedereen weer klaar stond voor de aftrap. Als een DOS-speler onderuit ging door een gemene tackel kon die overtreder van Henk Temming een doodschop verwachten.” 

Erwin Luijten. Foto: Jan Jansen

Installatiebedrijf Bleijenberg  was in de jaren zestig een belangrijke werkgever voor voetballers van DOS. Cor Luiten werkte er tegelijk met Luc Flad, schoonzoon van Dick Bleijenberg, Dirk Lammers en Hans Kraaij. Eigenaar Dick Bleijenberg had de filosofie dat je met de inzet van bekende voetballers de verkoop van installaties kon stimuleren. Voetballers waren echte helden. Klanten vonden het bijzonder om met actieve voetballers in contact te komen en met hen te kunnen overleggen over elektrische installaties.

 “Mijn vader had eigenlijk geen verstand van elektra maar hij had een vlotte babbel waar hij ver mee kwam. Hij was snel opgeklommen tot adjunct-directeur,” vertelt Erwin Luiten. “De familie Bleijenberg woonde in een prachtig huis in Bosch en Duin. We kwamen er regelmatig over de vloer. Mijn vader werd na zijn actieve voetbalcarrière bestuurslid bij de FC Utrecht. Cees Werkhoven was destijds voorzitter. Hij bezocht uitwedstrijden van FC Utrecht altijd met zijn Rolls Royce. Mijn vader reed altijd mee en ik mocht als twaalfjarige ook vaak mee. Bij thuiswedstrijden hielp ik mee in het spelershome, waar de spelers na afloop bij elkaar kwamen om een biertje te drinken. Mijn vader had dan de rol om de scheidsrechter en grensrechters te ontvangen en bestuursleden van de uitspelende club.”

Voetballen deden de vijf zoons van Cor Luiten allemaal maar geen van allen haalden ze het niveau van hun vader. Erwin: “Hij was erg kritisch. Dat hoor je wel meer van voetballende zoons van een beroemde vader. Wij deden het eigenlijk nooit goed. Hij was ook niet erg stimulerend want je kunt je kinderen beter maken door ze op hun talent te wijzen en aanwijzingen te geven. Maar veel langs de lijn gestaan bij onze trainingen en wedstrijden heeft hij niet, altijd was hij aan het werk of druk als bestuurslid van FC Utrecht. Op werkdagen was hij vroeg weg en ’s avonds na het eten pas thuis. Ik voetbalde zelf tot mijn zevenenveertigste jaar bij Domstad Majella. Met al mijn vier broers heb ik daar nog een paar jaar tegelijk gespeeld.”

Cor Luiten is op jonge leeftijd (49) in zijn woning om het leven gekomen. De plotselinge dood van zijn vader in juli 1978 staat Erwin nog goed bij. “We waren net verhuisd van Rivierenwijk naar Nieuwegein. Mijn vader voelde zich  ’s nachts in bed niet goed worden en ging naar de badkamer. Mijn moeder hoorde een doffe klap. Hij bleek van bovenaf de trap te zijn gevallen. Zo’n trap met maar een leuning aan de muurkant. Ik was zestien. Een enorme schok mijn vader zo op de vloer te zien liggen. Uit autopsie bleek dat hij een hersenbloeding had gehad, gedesoriënteerd was en daardoor gevallen. Voor mijn toen zevenenveertig jarige moeder een enorme opgave om mij en mijn vier broers nog goed op te kunnen voeden.”

Erwin zet zich in om de herinnering aan zijn vader Cor Luiten en DOS uit die tijd levend te houden. Hij heeft de website www.dos1958.nl opgezet met interviews die sportjournalist Hans van Echtelt voor een boekje ‘DOS, 40 jaar later’ in 1998 maakte met sleutelfiguren uit het kampioensjaar. Daar zijn allerlei reacties opgekomen die ook op de site verwerkt zijn. “Ik was op 10 april ook bij de Legends Day van de FC Utrecht. Het is geweldig om te zien hoe oud-voetballers nog door het publiek gewaardeerd worden.  Dat de naam Luiten in verband gebracht wordt met een van de grootste prestaties op sportgebied in Utrecht vervult me met grote trots.” 

FC Utrecht kent elk jaar een Legends Day. De laatste keer, op 10 april bij FC Utrecht- NEC, werden oud-voetballers van de fusieclub uit 1970 FC Utrecht en de clubs die voorganger zijn van de FC Utrecht: DOS, Elinkwijk en Velox weer als helden onthaald.  Ze kregen, wandelend langs de tribunes, een staande ovatie van het publiek. Het zijn de oud-spelers die er medebepalend voor zijn dat voetbalsupporters uit de stad en regio nog altijd van voetbal op het hoogste niveau in Nederland kunnen genieten. Een absoluut hoogtepunt was het landskampioenschap van DOS in 1958. Van dit team zijn er nog vier die over dit glorierijke moment  kunnen vertellen: Henk Temming, Tonny van der Linden, Andries Nagtegaal en Hans Kraaij.

(Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter en is met toestemming van de auteur overgenomen.)