De expositie 'Alles voor de Sport' over de judolegende Anton Geesink gaat donderdag van start. Centraal staan de herinneringen aan de sportman. Nieuws030-medewerker Jan Ravesteijn heeft er vele en schrijft over zijn ome Anton.

Door Jan Ravesteijn - Het jonge gezin Geesink en mijn ouders kwamen in 1955 tegenover elkaar te wonen in de IJsselsteinlaan in Hoograven. Sindsdien is een hechte vriendschap ontstaan.

Mijn moeder was de  stand-in moeder als ome Anton op trainingskamp ging en zijn vrouw tante Jans hem vergezelde. Dan had ik er als enigst kind ineens twee zussen en een broer bij.

Als jonge jongen keek ik natuurlijk enorm op tegen zo'n boom van een kerel. De thuiskomst na het behalen van de gouden medaille in Tokio was een enorm feest met duizenden mensen in onze straat. Apetrots was ik dat ik in 1964 namens de buurtbewoners samen met mijn vriendje Gerals Sluijk een klok mocht aanbieden. Later ging ik wel eens mee trainen in het Panbos. Ome Anton voorop met een boomstam op zijn nek, ik er achteraan rennend met moeite om het tempo bij te houden.

Ik mocht een keer mee voor een rondleiding bij de Ford-fabrieken in Genk. Helaas besloten de werknemers die dag in staking te gaan. De directie zat daarmee in z'n maag en nodigde ons uit voor een lunch in een chique kasteel, waar ook de Belgische koninklijke familie regelmatig kwam. Ik zie nog het verbaasde gzicht van de ober voor me toen Anton om “nog een stukkie vlees”  vroeg. Want dat was Geesink wel: recht voor z'n raap. Iets wat ik altijd enorm in hem gewaardeerd heb en waar anderen soms meer moeite mee hadden.

Geesink met zijn kinderen in een plantsoen. Foto: HUA

Als jonge, linkse student daagde hij me uit tot prikkelende discussies. Samen op de bank in de boerderij in Rumpt. We liepen 2 op 1: hij 2 bier en ik steeds 1. Zijn uitdagende opmerkingen hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat ik heb leren debatteren. Waar ik in de politiek nog steeds veel baat bij heb gehad.

Ik ken Anton vooral als een sociaal mens. Iemand die liever gaf dan nam. Ik herinner me zijn oprechte verbolgenheid toen hij beschuldigd werd van het aannemen van steekpenningen. Je kon direct aan hem merken als iets hem hoog zat. Waar ik hem ook tegenkwam, hij begon direct te spuien over wat zij, de Bobo's, hem nu weer hadden geflikt.

Al die affaires maakten hem argwanend en soms verbitterd. Dat is jammer, want dat pakte vaak contraproductief uit. Het ging Anton altijd maar om één ding: het belang van de sport en de sporter en vooral om een open een eerlijke strijd. Daar heeft hij zich altijd voor ingezet. Niet alleen voor de topsport. Er moest meer gesport worden op scholen en vooral dan natuurlijk de judosport. Anton deed al aan breedtesport voordat het begrip uitgevonden werd.

In de politiek hebben we het vaak over sociale stijging, over emancipatie. Ook wat dat betreft is Anton een lichtend voorbeeld. Begonnen als opperman in de bouw heeft hij zich enorm ontwikkeld en veel talen, waaronder Japans, leren spreken. En het gekke is dat hij daar geen school voor nodig had. Anton was een autodidact en heeft het allemaal op eigen kracht gedaan. Zijn credo was: als je de kans krijgt, moet je hem grijpen. Maar - passend bij zijn sport - om dingen te bereiken moet je er wel voor knokken. Alles op eigen kracht en in die zin was hij - ook passend bij zijn sport - meer een individualist dan een teamplayer.

Wat ik vooral in hem heb gewaardeerd is de wijze waarop hij en natuurlijk ook Tante Jans de vriendschap met mijn ouders gekoesterd hebben. Altijd dolletjes maken met mijn vader. Mijn ouders genoten van de weekendjes op de boerderij en de vakanties in Oostenrijk. Na het overlijden van mijn vader was er veel steun voor mijn moeder. Naast zijn drukke bezigheden, zijn vele reizen over de hele wereld en zijn contacten met de 'groten der aarde'  was er altijd aandacht voor gewoon Dien en Gerrit en dat maakt ome Anton voor mij een bijzonder en groot mens.

(Jan Ravesteijn is oud-Raadslid GroenLinks Utrecht)