Jeroen Wielaert - Leeuwarden is door Willem-Alexander en zijn Maxima royaal ingehuldigd tot de hoofdstad die Utrecht niet werd: Europees Cultureel. In plaats van een flitsende openingsuitzending met Herman van Veen, Ingmar Heytze en Kensington werd het een op twitter veel bekritiseerde show met Nynke Laverman op een Friese hengst. Aan Nynke lag het niet. Los van de televisie is het hart van de Friese mienskip opgeveerd. In Leeuwarden vroeg ik me af of het nog iemand in Utrecht een zorg was.

Leeuwarden en Utrecht hadden tot enkele jaren geleden een bijzondere stedenband: een hardnekkig Calimerocomplex. In de Friese hoofdstad hadden ze daar een goede uitdrukking voor: ‘Ut het nooit wat weest, en ut sil nooit wat wurde’. Het is een leuke variant op die observatie over Utrecht, ooit bedacht door de schrijver Jan Engelman en kornuiten: ‘Alles is niets.’

De omslag in een dergelijke stedelijke zielsgesteldheid moet van mensen komen die in andere termen denken. In Friesland was dat PvdA-gedeputeerde Jannewietske de Vries. In 2008 wist zij dat Nederland een kandidaat mocht leveren voor 2018. Ze zag een kans om de Friese ramen te openen en de provincie die zoveel te bieden heeft te tonen op Europees niveau.

Er waren wat problemen, zoals de binnenlandse concurrentie van Den Haag, Eindhoven, Maastricht en Utrecht. In Brussel zijn ze uiteindelijk voor het thema Iepen Mienskip gevallen, een ontvangende samenleving. Dat gaf de doorslag bij het ontbreken van iconische bouwwerken als een Domtoren.

Nóg was het in Leeuwarden niet een en al vreugde na de toekenning op 6 september 2013. Er rezen budgettaire problemen en op het Friese platteland bleef de argwaan tegen dat elitaire gedoe in hun provinciehoofdstad. Nu het eenmaal zo ver is, is dat allemaal goeddeels verdwenen.

Ik was bij de opening in Leeuwarden, hoorde Rutger Hauer in de Harmonie warme woorden spreken over zijn Friese grond voor het gehoor van het Koninklijk Paar. Ik had al gemerkt hoe de stad is gaan zinderen. Hier voelde ik weer een overeenkomst: het was wat Utrecht meemaakte toen de Tour de France neerstreek – die tintel. Een niet onaanzienlijk verschil is dat het in en om Leeuwarden nog een heel jaar gaat duren, zonder dat er een renner centraal staat.

Ze zijn in Friesland zo door het dolle heen geraakt dat ze zich ook willen kandideren voor een Grote Ronde. In de Leeuwarder Courant las ik daar een treffend commentaar over. Onder de kop Tour de Force schreef Hans Willems: “In de race om geld en aandacht moet de breedtesport het al te  vaak afleggen tegen topsport. En dan is er nog het bedenkelijke imago van grote wielerrondes. Hoeveel bejubelde helden zijn bij nader inzien van hun voetstuk gehaald?” Het stuk sloot af met de regels: “Een mooi (sport)feest is nooit weg, maar wat goed is hoeft niet altijd van ver te komen.”

Het was alsof ik Utrechtse commentaren uit de aanloop naar de Grand Départ van de Tour onder de Dom terug las. Blijkbaar is de journalistieke reflex overal hetzelfde.

Utrecht weet sinds 2015 wat het Franse feest betekend heeft voor het afscheid van Calimero. Leeuwarden gaat in 2018 ervaren wat de ontferming van Europa voor de stad oplevert. Ut sil wat wurde, omdat uit niets alles kan voorkomen. Een grote ronde hebben ze er niet voor nodig.