Jeroen Wielaert - De afgelopen week moest ik een paar keer in de bajes zijn. Een straf was het niet, de bezoeken aan de monumentale gevangenis aan het Wolvenplein. Eerst had ik er afgesproken met Jelle Winkels, auteur van het mooie boek De Boevenwagen. Daarna liep ik mee met een rondleiding, met het oog op een eventuele expositie voor de komende Tour de France.

Winkels heeft geen moeite met de bekentenis dat hij in zijn wilde jaren ook drugsakkefietjes heeft gehad. Hij is in Utrecht gebleven, anders dan zijn broer Edwin die in Barcelona terecht kwam als correspondent en schrijver. Vijftien jaar heeft Jelle gewerkt voor de Dienst Vervoer en Ondersteuning. Met de boevenwagen van het Wolvenplein naar de rechtbank, het ziekenhuis, of naar Schiphol.

De Boevenwagen is een reeks verhalen uit de praktijk, vlot geschreven door een ervaringsdeskundige die de gevangenen heeft leren kennen in de alledaagse praktijk. Hele zware jongens zaten erbij, maar ook aandoenlijke stakkers. Winkels beschrijft het zoals het is: boeven zijn net mensen. Ze houden er vooral niet van om opgesloten te zitten. Onvermijdelijk is Winkels direct achtervolgd door de media. Boeven scoren, slechtheid is sexy. Het is ook honger naar een onbekende wereld waar de gewone man liever buiten blijft, maar die hij toch wil leren kennen.

Aangrijpend is het verhaal De Celbestorming, over de psychotische Liberiaan die in opdracht van de inrichtingspsychiater weggebracht moest worden voor een kalmerende injectie. Er was een heel team nodig om hem uit zijn cel te krijgen. Winkels schrijft: ‘Het kreng was behendig, maar ik kreeg hem te pakken in de andere hoek, duwde hem tegen de muur en zag hoe Derks armen zich om het iele nekje vouwden.’

Het hoofdstuk De boef, mijn vriend is het andere uiterste. Het gaat over Roberto, een boomlange, ijzersterke Antilliaan met een glazen oog dat hij een keer tussen de borsten van een bewaakster had gegooid. Dat is grappig, maar belangrijker is het relaas over de kameraderie die ontstaat tussen de gevangene en zijn vervoerder. Winkels bekent het al in het begin van het verhaal: ‘Eerlijk gezegd was ik niet zo’n goede boevenvervoerder.’ Te menselijk namelijk. Eigenlijk moeten boeven gereden worden door boeven, of door individuen zonder gevoel.

Die gevangenis aan het Wolvenplein ben ik zelf tientallen jaren langsgereden toen hij nog in vol bedrijf was. Nu staan de celdeuren open; geen boef huist er meer. De rondleiding gaf me nog net niet het gevoel van thuiskomen, maar het was wel alsof ik deze bajes al jaren van binnen kende. Na het zien van tal van boevenfilms was dat ook niet zo moeilijk, met die trappen en gangen.

De gangen van het voormalige huis van bewaring Wolvenplein. Foto: J. Wielaert

Het Utrechtse  Rijksmonument moet een culturele bestemming krijgen – ateliers, workshops. Het is alsof het ervoor is gemaakt. De beklemming van de opsluiting is voorbij. In plaats daarvan is het een en al ruimte voor vrije kunst. Heel inspirerend is het, óók om een film te maken, bijvoorbeeld over de oorlogsjaren waarin veel verzetsmensen hier op hun droeve einde wachtten.

Ik schreef er al over op Facebook. Er kwam een slimme reactie: ‘Het zou een goed hotel zijn voor de Tour de France.’ Goed idee! Het ligt niet voor de hand om renners op het Wolvenplein te laten overnachten, maar ik denk dat er fans genoeg zijn die wel een paar nachten in een cel vlak bij het parcours willen doorbrengen.