Henk Westbroek - Vier jaar geleden kwam ik voor het eerst in Hamburg. Als mijn beste vriend daar - om redenen van liefde - niet was gaan wonen zou ik die stad waarschijnlijk tot op de dag van vandaag niet hebben bezocht. Het werd tussen mij en Hamburg liefde op het eerste gezicht.

Mijn vriend nam me mee naar een restaurant langs de rivier de Elbe. Dat restaurant lag op de zoveelste verdieping van een flatgebouw en had zijn eigen lift om er te komen.

We zaten voor het raam te babbelen en ineens begon vriend Rob naar buiten te zwaaien, net als alle mensen achter hem die ook een tafel aan het raam hadden. Ik draaide mijn hoofd en schrok; er voer op enkele meters van ons af een zeeschip langs het restaurant en de cockpit van dat schip (stuurhut is te gedateerd) ging op hoogte van het restaurantraam aan  ons voorbij. De stuurman zwaaide terug, waarna hij zich weer op besturen concentreerde.

De charme van Hamburg is dat het een havenstad is waarvan de haven midden in de stad ligt. Die stad is overwegend modern omdat in de Tweede Wereldoorlog vrijwel alles wat er ooit gebouwd was, weggebombardeerd is. Er worden jaarlijks Hamburg nog steeds meer onontplofte bommen gevonden en onschadelijk gemaakt dan in heel Nederland. En als in Hamburg ergens gebouwd moet worden is het wettelijk verplicht om het bouwterrein gecertificeerd bomvrij op te leveren; wat betekent dat een peloton bommenspeurders iedere vierkante centimeter bouwgrond minutieus inspecteert.

Een relatief klein aantal historische pareltjes zijn de bommendans ontsprongen waaronder het Stadhuis. Nou ja, Stadhuis? Hamburg is meer dan een doorsnee grote stad want het is een van de 16 Duitse Deelstaten en het parlement van die onafhankelijk deelstaat huist in het Hamburger Rathaus.

Meer dan 100 000 mensen komen elk jaar dat Stadhuis onder deskundige begeleiding bezoeken en onlangs was ik er daar een van. De toren van het Rathaus bleek net als onze Domtoren 112 meter hoog te zijn waardoor ik me naast Utrechter heel even een beetje Hamburger voelde.

Het Rathaus van Hamburg mocht van de stadsregering in de elf jaar dat het gebouwd werd best een paar centen kosten, maar het werd de 6 architecten uitdrukkelijk verboden om de ingang van het Stadhuis hoger dan gelijkvloers te maken. Het stadsbestuur wilde vermijden de indruk te wekken dat ze boven het volk verheven was. 

Als de burgemeester dat volk vanuit de deur van het Stadhuis op 1 januari een gelukkig nieuwjaar wenst, dan staat hij nog steeds tussen en niet boven de mensen. In 1886 toen met de bouw van het Stadhuis werd begonnen was de symbolische betekenis van “trap en bordes” in Hamburg dus al feilloos in kaart gebracht.

Op Paleis Soestdijk mocht ik als kind met de hele klas langs het bordes defileren waarop - boven ons verheven- de koninklijke familie stond om ons gezang en gejuich met een minzame zwaai te beantwoorden.

In de grote zaterdagavond spelshows op televisie - die tot dertig jaar terug heel Nederland aan de buis gekluisterd hielden - begon het orkest te spelen waarna de presentator langzaam en onder eindeloos geklap van een brede trap afdaalde om zich uiteindelijk tussen het plebs te begeven om met hen -onder zijn onbetwistbare leiding - spelletjes te gaan spelen.

Die spelshows zijn van TV verdwenen, misschien omdat op trapkosten bezuinigd kon worden. Wellicht ook omdat kijkers de lust vergaan is om langdurig te klappen voor mensen die zich gebaseerd op een bombastisch televisieformat ver boven ons verheven mochten voelen. De derde mogelijkheid is dat bedenkers van spelprogramma’s het Hamburgs model omarmd hebben: dat het wat democratischer is om tussen dan om boven de mensen te staan. 

Vorige week nam ik de bus naar het Jaarbeursplein om daar in het Nieuwe Stadskantoor mijn paspoort af te kunnen halen. Om vanaf dat Jaarbeursplein bij de ingang van het stadskantoor te kunnen komen dient een trap bestegen te worden van meer dan 50 maar minder dan 100 treden.

Tenminste dat schat ik zo, want ik heb echt wel wat beters te doen dan te tellen hoeveel treden afstand er tussen het Utrechtse Plebs en het Utrechtse Stadsbestuur en haar ambtenaren zit.

Van de roltrappen naar boven, bleek er een niet stil te staan. Op die roltrap bedacht ik dat het prachtige Oude Stadhuis nu staat te verkrotten en dat de onderdak zoekende bibliotheek van Utrecht daar best in zou passen.