Henk Westbroek - Je hebt grote schilders zoals Rembrandt en Picasso en schilders die het wat minder getroffen hebben en dus kleine schilders zijn. Er bestaan grote uitvinders die juist zo groot zijn omdat er ook uitvinders bestaan die weer zo klein zijn dat ze hun leven lang over het uitvindershoofd gezien worden.

Er bestaan grote voetballers waarvan de namen op fraaie shirts gedrukt mogen staan en er bestaan kleine voetballers die verder geen naam mogen hebben. Er bestaan grote artiesten die weken achter elkaar Carre uitverkopen en kleine artiesten. Die laatsten moeten leven van de dubbeltjes die aardige mensen in hun gitaarkoffer laten vallen als ze op straat liedjes van die grote Herman van Veen staan te zingen.

Er bestaan grote steden die vanwege hun omvang als vanzelf bruisende broedplaatsen van creativiteit zijn en er bestaan kleine steden die vanwege die omvang vooral te typeren zijn als broedplaatsen van trieste  kleinburgerlijkheid. Dat er grote en kleine vergezichten zijn en welke van die twee de beste is hoef ik u nu niet meer uit te leggen.

In ons taalgebruik staat - door de bank genomen - 'groot' voor goed en bijzonder nastrevenswaardig en 'klein' voor een verschijningsvorm van verwerpelijke nietszeggendheid die zo snel mogelijk tot groot omgetoverd dient te worden. Als je het grote nastreeft hoef je - omdat het zo vanzelfsprekend is - ook helemaal niet meer uit te leggen waarom dat goed is; dat spreekt immers vanzelf .

Toen Vleuten-de Meern een jaar of vijftien geleden bij Utrecht moest gaan horen was de bestuurlijke reden waarom dat moest dat Utrecht dan groter zou worden en Vleuten-de Meern niet langer klein zou zijn. Einde discussie, want groot is immers goed. Dat 98% van de inwoners van Vleuten-de Meern - zoals uit een referendum ter plekke bleek - liever in een klein dorp dan in een grote stad wilde wonen was een extra goede reden om dat dorp versneld te annexeren; want die opvatting was kleinsteeds dus per definitie achterlijk.

Het bizarre van de liefde voor het grote is dat vooral degenen die met een klein verstand lijken zijn uitgerust die voorliefde met grote trots etaleren. Onlangs liet de directeur van het Nederlands Filmfestival in de krant weten dat het bestuurlijk Utrecht aan lef ontbreekt om groot te denken. Dit omdat een complex van bioscoopzalen - waarvan de bouw die door de gemeente betaald zou worden - was afgeblazen omdat ze bij GroenLinks op het nippertje beseften dat een filmfestival maar een week duurt. En er 52 weken in een jaar gaan. En dat dat zalencomplex dus 51 weken per jaar vrijwel leeg zou blijven. Deze uitspatting van gezond verstand is een prijzenswaardige maar een zeldzame in de bestuurlijk wereld.

Elke week verspreidt de gemeente met vers gekozen jubelwoorden het grote nieuws dat de stad Utrecht de grootste fietsenstalling ter wereld gaat bouwen. Hoe geslaagd dit mega idee is, bleek onlangs wel uit het gegeven dat de stad Utrecht nu al een internationale prijs gewonnen heeft voor dit voornemen. Dus niet omdat de fietsenstalling prima gebouwd is en goed functioneert ,maar gewoon vanwege de grootsheid van het idee.

Mega grote ziekenhuizen, mega grote scholengemeenschappen, mega grote woningbouwcorporaties blijken in de regel door hun omvang niet zo effectief te zijn leert de geschiedenis. Toch durf ik het niet te wagen om het idee van een verspreid aantal kleine fietsenstallingen te propageren omdat zo’n opvatting – verstandig of niet – het sowieso aflegt tegen het prijswinnende grootse van een megafietsenstalling.

Zelfs burgemeester Jan van Zanen die zijn werk in de regel uitstekend doet, liet zich onlangs meeslepen door het grootse denken en de vanzelfsprekende goedheid die dat etaleert. Hij zei: ”De start van de Tour de France in Utrecht komend jaar is het grootste evenement uit de geschiedenis van onze stad ”.

Dan is dat feest dus bij voorbaat geslaagd en verdient het een prijs, zei hij daarmee zonder dat hardop te hoeven zeggen. Groot is immers zo indrukwekkend goed dat elke vorm van kritiek op zo’n  evenement daarmee direct begraven is. En die kritiek is er. Bijvoorbeeld van de directeur van Karel de Vijfde, wat naast een heerlijk restaurant ook met kop en schouders het beste hotel van Utrecht is. Die directeur liet weten dat de meeste hoteliers in Utrecht rond de periode van de Tourstart nu zo’n bizar groot tarief voor een kamer rekenen, dat bezoekers van de stad daarna nooit meer terug zullen willen komen. Omdat ze zich in Utrecht groots genaaid zullen voelen.

(Deze column is met instemming van de auteur overgenomen uit De Oud-Utrechter van 11 november 2014)