Kees van Oosten - Tijdens de vergadering van de commissie stad & ruimte van 16 april beweerde GroenLinks- wethouder Lot van Hooijdonk dat slechts 10 á 20 % van de luchtverontreiniging op lokaal niveau viel te beïnvloeden en dat 80 á 90 % zich bevindt “buiten onze grip”. De bewering is grote onzin.

De bewering dat de gemeente zelf maar weinig kan doen tegen de luchtverontreiniging omdat die zich grotendeels “buiten onze grip” bevindt is niet nieuw. De gemeente heeft dat vaker beweerd en als de leugen maar vaak genoeg herhaald wordt gaat men vanzelf geloven dat het de waarheid is.



In de Jaarrapportage 2003 schreef de inmiddels gepensioneerde gemeentelijke deskundige Segaar al dat overschrijding van de fijnstofnorm in mindere mate met het verkeer te maken had en dat het een taak van de rijksoverheid was om er wat aan te doen.

In de Koepelnotitie 2005 stond zelfs dat het voor de gemeente onmogelijk was om maatregelen te nemen waarmee aan de normen voor fijnstof wordt voldaan.

In het ontwerp Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht 2008 schreef de inmiddels vertrokken luchtcoördi­nator Haarsma dat fijnstof voornamelijk bestaat uit bodemstof en vanuit het buitenland komt en dat het daarom moeilijk is om dat lokaal te beïnvloeden.

De leugen dat de gemeente zelf weinig kan doen tegen luchtverontreiniging omdat de oorzaken (de bronnen) zich buiten Utrecht bevinden is natuurlijk bedoeld om de stad ambitieus verder te kunnen ontwikkelen: meer kantoren, meer verkeer, meer parkeervoorzieningen, meer asfalt.

Die leugen verklaart uiteraard ook waarom in Utrecht nog steeds niet aan de normen wordt voldaan waar in 2010 al aan had moeten worden voldaan. Ze werd en wordt aangegrepen om geen serieuze maatregelen te hoeven nemen en om de torenhoge Utrechtse bouwambities niet te hoeven matigen.

Met de uitstoot van het broeikasgas CO2 (klimaat) gaat het precies zo: de stad zelf kan zogenaamd maar weinig doen en dus worden er, ondanks alle mooie praatjes, geen serieuze maatregelen geno­men en beperkt wethouder Van Hooijdonk zich tot het houden van stadsgesprekken.

Echter, als het om de milieuzone van personenwagens gaat, beweert Van Hooijdonk het tegendeel: “door 2 procent van de auto's te weren wordt Utrecht 30 procent schoner”. Een uitspraak waar Van Hooijdonk niet op terug wilde komen en ook niet over durft te debatteren. Evenmin als GroenLinks raadslid Monique Bollen die zich ook al zo optimistisch over het effect van de milieuzone uitliet.

Dat de gemeente weinig tegen de luchtverontreiniging kan doen, maar de lucht nietttemin met 30% schoner kan maken door maar 2% van de auto's te weren kan natuurlijk niet allebei waar zijn. Maar waarom doet Van Hooijdonk zulke tegengestelde beweringen, die bovendien allebei niet waar zijn?

Als we er van uitgaan dat Van Hooijdonk de boel niet opzettelijk bedriegt, dan moet er sprake zijn van verregaande onwetendheid. Dat is niet zo vreemd, want tegenover partijgenoten schept zij op dat zij als wethouder zelf niets meer hoeft te lezen omdat zij daar haar ambtenaren voor heeft.

Van Hooijdonk heeft inderdaad kennelijk geen kennis genomen van het in 2013 door de raad vast­gestelde document 'Gezonde lucht voor Utrecht'. Op pagina 17 staat een grafiekje waaruit blijkt dat de concentratie stikstofdioxide (NO2) in de provincie Utrecht voor 72% wordt veroorzaakt door verkeer en vervoer. In de stad ligt dat uiteraard nog een stuk hoger, want in de provincie komen ook grote gebieden voor waar helemaal geen verkeer is.

Je zou dus zeggen, als de concentratie NO2 in de stad voor pakweg 80% door het verkeer wordt veroorzaakt, dan heeft het lokake bestuur invloed op 80% van de luchtverontreiniging in de stad. De gemeente hoeft alleen maar het verkeer terug te dringen. Dat is vele malen effectiever dan het in­stellen van een milieuzone, die ook alleen maar de bedoeling heeft niets te hoeven doen tegen de toename van het verkeer in de stad.

De vraag of Van Hooijdonk de raad opzettelijk verkeerd voorlicht over de (geringe) mogelijkheden om de luchtverontreiniging op lokaal niveau te beïnvloeden of dat zij verregaand onwetend is, is eigenlijk niet zo belangrijk. In beide gevallen vraag je je af hoe zo iemand leiding moet geven aan  ambtelijke medewerkers. De raad zou er goed aan doen haar te vervangen door een wethouder met kennis van zaken.