Kees van Oosten - Utrecht loopt hopeloos achter bij het opstellen en herzien van bestemmingsplannen. Dat is waarom de gemeente voor delen van de stad zogenaamde beheersverordeningen vaststelt. Bij bestemmingsplannen hebben bewoners en ondernemers inspraak en kunnen ze beroep instellen. Bij beheersverordeningen is dat niet het geval. Die worden door de raad vastgesteld zonder inspraak en zonder beroep. Uit democratisch oogpunt een hele slechte zaak.

Niet alleen slecht voor de democratie, maar ook voor de kwaliteit van beleid. Aan zo'n beheersverordening kan van alles mankeren zonder dat de burger de gemeente kan corrigeren. Als tegen de beheersverordening Pijlsweerd beroep kon worden ingesteld zou de Raad van State dat beroep prompt honoreren, want het is broddelwerk. Voor de inventarisatie van winkels en voorzieningen werd voor het gemak gebruik gemaakt van een inventaris van 1994 die de gemeente nog ergens had liggen. De beheersverordening werd in 2014, twintig jaar later dus, vastgesteld.

De beheersverordening bevat het voorschrift dat wat volgens de inventarisatie uit 1994 winkels is winkels moet blijven en dus niet gebruikt mag worden voor 'voorzieningen': kappers, kleermakers, schoenmakers, kopijshops, nagelstudio's, reisbureaus e.d. Doordat bij de vaststelling in 2014 geen recente inventaris is gemaakt valt echter niet na te gaan of winkels ná 2014 of ver vóór 2014 in gebruik zijn genomen als voorziening. En dus valt niet na te gaan of de beheersverordening wordt overtreden.

Meneer K heeft vorig jaar een kapperszaak geopend op de Amsterdamsestraatweg. De gemeente heeft hem een last onder dwangsom opgelegd: als hij de zaak niet meteen sluit moet hij 2500 euro per week boete betalen. De gemeente beweert op grond van de inventaris uit 1994 dat daar altijd een winkel is geweest. De buren echter weten wat de gemeente kennelijk niet weet, namelijk dat daar al 15 jaar een kopijshop zat en dat de omzetting van winkel naar voorziening dus al heeft plaatsgevonden ver vóór de vaststelling van de beheersverordening.

Het voorschrift dat winkels niet omgezet mogen worden in voorzieningen is overigens nogal onrealistisch. Het totale winkelvloeroppervlak in Utrecht is sinds 1994 meer dan verdubbeld. Er is sprake van een enorme overbewinkeling. Het voorschrift dat winkels alleen vervangen mogen worden door andere winkels betekent domweg dat er steeds meer winkelpanden leegstaan. Veel winkeliers die het op de Amsterdamsestraatweg proberen zijn binnen een jaar failliet en moeten de winkel weer sluiten. Bij het opstellen en vaststellen van de beheersverordening in 2014 is daar kennelijk niet over nagedacht en is er geen onderzoek geweest naar omzetruimte voor alle winkels. Inderdaad broddelwerk dus.

Overigens, de gemeente meent zonder enig inzicht en onderzoek niet alleen te kunnen eisen dat winkels winkels blijven, de gemeente meent ook te kunnen beslissen of er meer kappers mogen komen. In het besluit last onder dwangsom tegen meneer K wordt namelijk ook aangevoerd dat er teveel kappers zijn. Dat gaat nogal ver, want de beheersverordening geeft de gemeente niet het recht om uit te maken of er kappers bij mogen komen of niet. In onze vrije markteconomie wordt het aan ondernemers over gelaten om hun omzetkansen in te schatten. En terecht, want die lopen het risico.

Kortom, die beheersverordeningen daar moet de gemeente maar heel gauw mee ophouden. Gewoon bestemmingsplannen maken met inspraak en beroep. En verder moet de gemeente zich niet met het branchepatroon van de winkels bemoeien, want daar heeft de gemeente geen verstand van en geen bevoegdheden voor. Voor de ambtenaren die zich daarmee bemoeien kan de gemeente beter ander werk zoeken.