Tussen alle shoarmazaken, fietsenschuren en ontharingssalons is er gelukkig nog één winkel die de identiteit van de stad hooghoudt: De Goey-Koot, een heerlijk ouderwetse buurtsuper.

Het is op loopafstand van het centrum, aan de Nobelstraat. Een plek waar je komt voor levensmiddelen, zoals ze dat daar zelf zeggen.

Eigenaar Ben Koot is een kwieke zeventiger, altijd in bruin pak met daarover een groen schort. Zijn domein is het houten rek met groenten. Op het oog een beperkt assortiment, maar gelukkig ligt ook het magazijn nog vol met oer-Hollandse lekkernijen. “Schorseneren? Natuurlijk hebben we die!”

De Goey-Koot heeft geen app die je kunt downloaden op je smartphone, waarop dan de wekelijkse aanbiedingen te zien zijn. Nee, als de Chocomel is afgeprijsd kleurt de etalage geel en wordt desnoods mevrouw Koot nog verbouwd tot een wandelende reclamezuil. Van de oude stempel, maar honds betrouwbaar.

Populair zijn ook de producten van vroeger. De flessen Karvan Cévitam - Wie is niet groot geworden met die aanlenglimonade? - zijn bij De Goey-Koot nog gewoon in 47 smaakvarianten citroen verkrijgbaar. En als het straks weer wat kouder wordt, kunnen we massaal weer aan de ulevellen.

De Goey-Koot is van een groentezaak in de loop der jaren veranderd in een museum, waarvan ik hoop dat het eeuwig voor de stad behouden blijft. Boodschappen doen is hier een uitje, of moet je tegenwoordig experience zeggen? In deze winkel verdwaal je niet tussen de schappen, want meneer Koot loopt graag even met je mee.

Het geheim van De Goey-Koot is volgens de eigenaar dat een winkel altijd een dienstverlener moet blijven. En zo is het. De tijd lijkt er stil te staan, maar dat is niet helemaal zo. Je kunt er tegenwoordig pinnen en de zaak heeft inmiddels ook een website.

En ook de WK-gekte is De Goey-Koot niet ontgaan. De voorgevel van de winkel is verdwenen achter een web van oranje slingers en vlaggetjes. Binnenkort maar vast wat koetjesrepen inslaan, want bij aankoop van drie dozen krijg je er naar verluidt een shirt bij van Rob Rensenbrink.

Oscar van der Horst