René van Maarsseveen – Een van de woorden waar Ton van den Berg en ik over spraken bij de preproductie van het woordenboek ‘de Vollekstaol van de stad Uterech’ was Utrechtenaar. Is het oorspronkelijk Utrechtenaar of Utrechter?

Vanzelfsprekend keken we eerst naar de eerdere uitgaven van Bernard Martens van Vliet. Het viel daarbij op dat het in de 4de druk bij het lemma ‘Dom, de’ staat en in de 5de druk bij ‘Ut[e]rechtenaor’. In de 4de druk vertelt Martens van Vliet dat in 1933 de toenmalige hoofdredacteur van Utrechts Nieuwsblad zijn redacteuren opdroeg Utrechter te gebruiken. Bij de 5de druk specificeert hij dat naar januari 1937. Waar die verandering vandaan komt kunnen we helaas niet meer achterhalen.

Terugkomende discussie

De discussie rond Utrechter of Utrechtenaar laait om de zoveel tijd op. Vier jaar geleden schreef ook collega Jim Terlingen een column over het onderwerp. Daarbij benoemde hij met name de gangbare uitleg en de bewering die Martens van Vliet over hoofdredacteur Van Heuven Goedhart deed. Daarbij toont Jim aan dat deze bewering niet wordt gestaafd door het gebruik van Utrechtenaar en Utrechter in uitgaven van Utrechts Nieuwsblad uit die tijd. Vandaag deed hij dat nog eens.

De gangbare uitleg zullen velen wel kennen. Vanaf 1730 waren er in Utrecht rechtszaken rondom sodomie (homoseksualiteit). Enkele mannen hadden seks gehad ‘achter de dom’. Ze kregen uiteindelijk de doodstraf. In de ogen van buitenstaanders waren Utrechtenaren, zoals de inwoners toen werden genoemd, viespeuken. Het woord Utrechtenaar werd daarmee gelijkgesteld … is het verhaal.

Utrechtenaar of Utrechter

Ik ben wat verder teruggegaan om eens te kijken naar het oorspronkelijke gebruik om een inwoner van Utrecht te benoemen. Daarvoor bezoek ik krantenarchieven en archieven met historische boeken en documenten. Het blijkt dat het tot circa 1920 voornamelijk Utrechtenaar is geweest.

In teksten van ver voor 1730 tot lang daarna gaat het over Utrechtenaren. Of het nu een krantenbericht is, een geschiedenisboek of een officieel stuk, de inwoners van Utrecht worden Utrechtenaar genoemd, met daarachter hun naam. Zoals in ‘de Utrechtenaar Kees Jansen’.

Utrechter in slechte OCR

Utrechter kom ik wel tegen. Tenminste dat denk ik even. De zoekresultaten in een vindlijst tonen kranten, documenten en boeken met het woord Utrechter. Maar als ik het originele stuk dan opvraag of bekijk blijkt het een slechte OCR (Optical Character Reading). Het programma dat de afbeelding van gescande tekst omzet in bewerkbare tekens heeft zijn werk niet goed gedaan.

In plaats van Utrechter blijkt het iets dat er op lijkt, zoals ‘dat Utrecht er beter … ‘, of in een kookboek ‘… zoekt u trechter’. Maar ook verkeerd geïdentificeerde letters, zoals in ‘mijntrechter’ of politirechter’.

Voorbeeld van zoekresultaat vs origineel

Conservatieve Utrechters

Ik vang al eindeloos bot tussen vindlijst en origineel, als ik eindelijk ook een krantenbericht vind waar zoekresultaat en origineel overeenkomen. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 24 april 1913 staat: ‘Wat bij Utrechters in ’t algemeen opvalt is het conservatieve in hun kunst’.

Rond 1916 kom ik in meer originele stukken Utrechter tegen. Maar het blijken vrijwel allemaal Duitse teksten. Utrechter is dan een naamwoord voor iets uit Utrecht, zoals bijvoorbeeld Das Utrechter Stadion of Die Utrechter Messe.

Eerste Wereldoorlog

Na de Eerste Wereldoorlog zie ik het gebruik van Utrechter, voor een inwoner van Utrecht, geleidelijk toenemen. In verschillende kranten wordt het gebruikt. Interessant vind ik de opmerking in een ingezonden bericht in een Brabantse krant uit 1926.

Iemand vraagt zich in een discussie over naamgeving onder andere af: en hoe moeten nu andere provincialen zich noemen?en met het woord Utrechtenaar of Utrechter wordt de bewoner van de stad Utrecht bedoeld’.

De verklaring van Martens van Vliet

Het mag duidelijk zijn dat de verklaring van Martens van Vliet daarmee mank gaat. Hoewel wellicht niet helemaal. Utrechter wordt ook in de Telegraaf al gebruikt. Dat is de krant waar Gerrit Jan van Goedhart in 1925 gaat werken, in 1930 als hoofdredacteur aan de slag gaat en drie jaar later ontslag krijgt.

Daarna verandert hij zijn naam in Van Heuven Goedhart en wordt hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad. Het is mogelijk dat hij toen heeft voorgesteld in plaats van twee vormen, Utrechtenaar en Utrechter, de voorkeur te geven aan Utrechter. Om welke reden dan ook.

Want de twee woorden worden, zoals Jim al aangaf, in die tijd beide gebruikt. In een Gelderse krant uit 1936 vind ik zelfs op een pagina beide woorden dicht bij elkaar, in twee gescheiden artikelen.

De homoseksuele Utrechtenaar

Maar hoe zit het dan met het verhaal over de homoseksuelen achter de dom? Het doet me in meerdere opzichten denken aan de Spaanse griep. Ik zal hieronder uitleggen waarom. Maar eerst enkele feiten in het kort.

Het is de koster van de Domkerk die, waarschijnlijk op 12 januari 1730, twee mannen betrapt bij zijn kerk. Justitie doet onderzoek en een maand later wordt de 22-jarige soldaat Zacharias Wilsma gearresteerd. Na enige druk tijdens de ondervragingen geeft hij uiteindelijk de namen van andere homoseksuelen. Justitie in andere steden starten daarop ook onderzoeken. Daarmee wordt al snel een netwerk van ‘sodomieten’ zichtbaar dat zich over de gehele Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden uitstrekt.

Er zijn vervolgingen en rechtszaken in allerlei steden, zoals Rotterdam, Leiden, Den Haag, Haarlem, Groningen, Amsterdam en meer. Uiteindelijk leidt het tot 70 doodvonnissen, waarvan er 25 daadwerkelijk worden uitgevoerd, verbanning van 107 personen, drie krijgen gevangenisstraf, één persoon pleegt zelfmoord tijdens zijn procesperiode en drie overlijden tijdens hun proces. Van 94 personen die worden gedagvaard zijn de gevolgen niet bekend.

De gedachte aan de Spaanse griep

De Eerste Wereldoorlog is in volle gang als de dodelijke griep uitbreekt. Door heen en weer reizende soldaten verspreidt het zich snel over de wereld. In welk land het als eerste uitbreekt is onbekend, maar vrijwel zeker niet in Spanje. Alle landen censureren vanwege de oorlog informatie over de griep in hun land. Maar Spanje, dat niet betrokken is bij de oorlog, besteedt wel aandacht aan de dodelijke uitbraak. En de Spaanse media geven er veel aandacht aan. Door al die aandacht spreekt de Britse pers op een gegeven moment van Spaanse Griep.

En de vergelijking met de homoseksuele Utrechtenaren achter de Dom? Dat waren mogelijk niet eens inwoners van Utrecht. In het ontdekte netwerk zaten veel militairen die, evenals de Friese soldaat Zacharias Wilsma, door het land reisden. In Utrecht kwam het als eerste onder de aandacht door een oplettende koster. Daardoor bleven de sodomie rechtszaken wellich aan Utrecht kleven. Maar bijvoorbeeld in Amsterdam en rondom Groningen bleek het netwerk veel groter.

Een andere verklaring

Voorzichtig formuleer ik een nieuwe verklaring: inwoners van Utrecht werden eeuwen Utrechtenaren genoemd. Het is mogelijk dat er buiten Utrecht een tweede betekenis aan het woord Utrechtenaar werd gegeven door de sodomie rechtszaken. Het woord Utrechter komt echter pas na de Eerste Wereldoorlog opzetten.

Dan gaan steeds meer Nederlandse schrijvers, mogelijk onder invloed van het Duits, Utrechter gebruiken voor inwoners van Utrecht. Geleidelijk neemt dat gebruik toe. Rond 1935 worden beide woorden door elkaar gebruikt, of beter naast elkaar. De ene schrijver geeft de voorkeur aan Utrechtenaar, een ander aan Utrechter. Pas na 1950 lijkt de keuze steeds vaker op Utrechter te vallen. Wellicht omdat men, evenals als Jim en ik, Utrechter zonder verdere bijzaken mooier vindt klinken dan Utrechtenaar.

   

NB. Ik schreef bovenstaande grotendeels vóór mijn collega Jim Terlingen vandaag zijn artikel plaatste n.a.v. het verschijnen van 'de Vollekstaal van de stad Uterech'. Hij heeft natuurlijk gelijk in zijn constatering dat er geen voortschrijdend inzicht is toegepast. In een eerder bericht geef ik aan waarom Ton van den Berg en ik hebben gekozen de 6de druk grotendeels ongewijzigd te laten.

Als reactie op het bericht van vandaag van Jim kan ik slechts opmerken dat het gebruik in 'den landen' van het woord Utrechter voor inwoners van Utrecht al ruim voor de Tweede Wereldoorlog plaatsvond. Rond 1935 lijkt het gebruik in aantal samen te vallen met dat van Utrechtenaren. En na 1950 gaat de voorkeur naar Utrechter. Het zou kunnen dat constateringen bij bepaalde kranten, en helemaal in Utrecht zelf, daarbij iets anders liggen.

Ik heb overigens veel voorbeelden uit mijn onderzoek opgeslagen als afbeelding, maar heb nog niet de gelegenheid gevonden een selectie daarvan hier beschikbaar te maken.