Raymond Taams - Nederlanders zijn een volk van krampachtige kruideniers, ik ben helaas geen uitzondering. Tevreden viste ik vanmorgen een zware, donkerrode waxinelichthouder uit de binnenzak van mijn jas, ik had het ding meegesmokkeld uit de kroeg. De drankrekening liep tegen de vijftig euro, op deze treurige manier beknibbelde ik op sfeerverlichting voor in huis.

Hoe duurder en onzekerder alles wordt, hoe meer onze ware volksaard naar boven komt. Tot de laatste snik zal iedereen zijn eigen vierkante meters verdedigen, waardoor Nederland in een ‘Iedereen kan schilderen’-kleurplaat van Ravensburger verandert. Piepkleine genummerde vakjes verhinderen elke poging tot wilde uitspattingen op het doek.

Gelukkig organiseert het Utrechtse stadslab Raum, bekend van het Berlijnplein, de conferentie ‘Onze stad, ons canvas’. Gedurende twee dagen in mei wisselen creatieve professionals van gedachten over de inrichting van de openbare ruimte. Er zijn toespraken, excursies en workshops. Ik wilde mij meteen aanmelden, want als straten en muren het canvas waren, zou het lesmateriaal waarschijnlijk gratis zijn.

Dit bleek een misrekening, deelname kostte rond de honderd euro per persoon. Daar was een gratis excursie naar Amsterdam bij inbegrepen, maar wat moet ik met een excursie naar Amsterdam? Ruim veertig jaar geleden werd ik geboren in die poenerige proletenstad, ik dank God op m’n knieën dat Hij mij ruim voor het bereiken van de volwassenheid naar dromerig, middeleeuws aandoend Utrecht transfereerde.

Natuurlijk zijn er plekken in onze 900 jaar oude stad die je nooit als schildersdoek mag beschouwen. Maar zet één voet in dat in Dubai vervaardigde en vervolgens naar Nederland getransporteerde winkelcentrum naast het station – vroeger stond het bekend als Hoog Catharijne, tegenwoordig is het zo identiteitsloos dat het gewoon ‘winkelcentrum’ heet – en je handen beginnen te jeuken. Schilderen wil je.

Wanneer ik niet zo bang was voor een torenhoge boete, kalkte ik de hele gevel van de Primark onder.