Raymond Taams - Mijn relatie met de jongen die mij elke dag op de Stadhuisbrug een gratis NRC aanbiedt is volkomen artificieel geworden. Hoe is dat zo gekomen? De oorzaak is volgens mij niet gelegen in het oppervlakkige karakter van ons contact. Veel verder dan ‘NRC’tje voor u meneer?’ en ‘Nee bedankt’ zijn we namelijk nooit gegaan. Het zit ‘m meer in de frequentie ervan. Elke dag is wel elke dag. 

En elke dag biedt hij dat krantje aan en elke dag zeg ik ‘nee bedankt’ omdat ik weet dat als ik het aanneem ik er een vervelend verkoopverhaal bij krijg. Hoe ik dat weet? Euhm, ja da's een goeie. Een keertje ben ik dus wel verder gegaan dan ‘nee bedankt’. Het betrof hier -het zal u niet verbazen- de allereerste keer dat het me werd gevraagd. Maar dat was niet deze jongen, dat was zijn voorganger die het blijkbaar al snel voor gezien hield of werd ontslagen. 

Nu heb ik dus al een hele tijd dezelfde aanbieder, en hij op zijn beurt heeft mij als vaste weigeraar. En het artificiële dat in ons contact is geslopen zit ‘m naar mijn gevoel meer in mijn weigering dan in zijn aanbod. We hebben immers in de loop der maanden een volstrekt ongelijkwaardige verhouding gekregen. Moet je je voorstellen: hij biedt mij elke dag iets aan en ik weiger elke dag opnieuw. En dat week in week uit. 

Naarmate deze situatie langer duurde ben ik mij steeds meer gaan verbeelden richting hem. Ik weiger mijn NRC’tje steeds statiger en parmantiger. De eerste twee weken zag ik hem nog gewoon als de krantenaanbieder en mijzelf als toevallige voorbijganger. Dat veranderde in week drie, toen ik mij inbeeldde dat ik Mark Rutte was en hij een journalist die een vraag stelde die ik niet wenste te beantwoorden. 

Dat bleef een paar weken zo doorgaan. Ik groeide steeds meer in mijn rol van Mark Rutte, waardoor ik de vijftiende keer het ‘nee bedankt’ uitsprak met een hele grote neppe glimlach, alsof er een camera meedraaide en ik het electoraat niet wilde mishagen, ondanks mijn weigering om de vraag van de journalist te beantwoorden. 

Ik had natuurlijk wel wat beters te doen; ik had staatszaken aan mijn hoofd. Poetin hing al aan de lijn en Trump had ik net neergelegd. De papieren onder mijn arm klemde ik nadrukkelijk tegen mijn wapperende zwarte jas. Mijn premiers-jas, mijn regerings-jas, mijn wereldleiders-jas. Onder mijn bevel stond de wereldvrede op het spel maar ik bleef vriendelijk lachen tegen die nietige kutjournalist. 

Al snel ontsteeg ik Mark Rutte in mijn contact met de NRC-aanbieder. Nu was ik Emmanuel Macron. Vijftig meter voor ik hem passeerde zette ik mijn warmste glimlach al op. Mijn ogen moesten fonkelen als ik hem doordringend aankeek en ‘nee bedankt’ uitsprak. Dat had ik weleens gelezen over Bill Clinton, dat hij mensen die hem ontmoeten drie volle seconden lang het gevoel geeft dat alleen zij er toe doen. 

Ik had het niet voor niets tot president van Frankrijk weten te schoppen. Mensen zoals ik geven licht, dat merk je niet alleen als je ze op tv ziet maar ook als je ze gewoon op straat tegenkomt en ze een gratis NRC aanbiedt. Zo ziet u maar, als de verbeelding er rijp voor is kunt u zich aan iedereen in uw omgeving omhoogtrekken. Die NRC-verkopers staan er niet voor niets.