Raymond Taams - Het organiseren van een evenement is een marteling voor mijn warrige brein. Ik kan het eigenlijk gewoon niet aan om uren achtereen als aanspreekpunt voor praktische vragen te fungeren. Tijdens het door mij mede-georganiseerde Dichtersfestival, afgelopen zaterdag op de Neude, werd ik hier op pijnlijke wijze mee geconfronteerd.

Ons festival was een succes, laat ik dat vooropstellen. Op het hoogtepunt genoot een royaal aantal toevallige passanten van voordragende dichters. “Zaterdagmiddag poëzie op de Neude, laten we dit vaker doen”, brulde ik in mijn rol als presentator door de microfoon. Gejuich en geklap klonk.

De eerste biertjes had ik inmiddels op. Een lage dosis alcohol in mijn bloed zou het overvraagde zenuwstelsel enigszins kalmeren, was de gedachte. Door technische problemen ging het programma later van start, daarom moest ik aanvankelijk tien popelende poëten rustig houden met informatie over de voortgang van de oplossing.

Nadat de problemen verholpen waren, stonden de poëten nog meer te popelen. Logisch, de zon scheen uitbundig, tientallen nieuwsgierige voorbijgangers wachtten op wat komen ging. Mijn taak was om iedere deelnemer zo snel mogelijk een aantal mooie minuten op het podium te geven. Dit vergde onderhandelen en inkorten.

Uiteindelijk lukte het iedereen tevreden te stellen, wel eiste eerdergenoemd alcoholgebruik zijn tol. Steeds warriger klonken mijn aankondigingen, hoewel in het publiek aanwezige vrienden zeiden dat ze er niks van merkten. Na afloop dronk ik met dezelfde vrienden nog meer bier, en dacht aan een Oscarwinnende film.

‘Druk’ heet de film, hij gaat over een groep uitgebluste leraren die de theorie van een Noorse filosoof en psychiater beproeven. ‘Mensen worden geboren met een te laag alcoholpromillage in hun bloed, daarom zou het goed zijn gedurende de werkdag een promillage van een half procent te handhaven’, beweerde hij.

Volgende keer regel ik iemand die mij elk uur aan een blaastest onderwerpt.