Raymond Taams - “Mijn moeder heeft geen rooie centen meer, dus zij kan me ook niet onderhouden”, vertelde L. me lachend tussen twee slokken uit zijn groene Heinekenblik. We zaten op het pleintje voor de opleiding journalistiek in Zwolle. De zon scheen fel – er waren bijna geen studenten meer. De zomervakantie op punt van beginnen. Het zinnetje over de rooie centen was het belangrijkste argument uit het verzoekschrift van L. om op de opleiding te mogen blijven. Hij had te weinig punten gehaald.

Eind 1999 ging ik journalistiek studeren en ik werd ingeloot in Zwolle. Niet mijn eerste keuze, ik had liever naar Utrecht gewild. Na het halen van mijn propedeuse kon ik gelukkig alsnog naar Utrecht. Tijdens dat ene jaar in Zwolle zat ik in de klas bij L.. Hij was drie jaar ouder dan ik, en woonde met zijn moeder en zijn knappe zusje aan de Oudegracht. Elke morgen spraken we af op Utrecht Centraal en namen we de intercity naar Zwolle. Maar niet nadat we bij de stationskiosk vier halve liters Heineken hadden gekocht. Twee per persoon, eentje per half uur. Zo kwamen we de treinreis van een uur wel door.

Het was ook om te provoceren want de laatste slok bier namen we als we rond negen uur het schoolplein op liepen. Ja, zo treurig was die opleiding daar; er was een schoolpleintje voor het gebouw. We zaten in de klas bij een jongen van achttien die het al had geschopt tot voorzitter van de Oranjevereniging in zijn dorp. Hij en de andere brave studiegenoten spraken schande van die twee knapen uit Utrecht.

Nu is het zeventien jaar later en heb ik L. al dertien jaar niet meer gezien. Onze vriendschap verwaterde na de dood van mijn pa, toen ik een nogal humorloze periode doormaakte waarin ik geen druppel alcohol wilde drinken. Dan strandt een vriendschap met een stevige drinker snel, kan ik u vertellen. Toch was alcohol niet de basis van onze vriendschap. L. was wat je noemde het ‘literaire type’; hij leefde eigenlijk alleen om te roken, te drinken, te vrijen en te schrijven.

De laatste keer dat ik hem bezocht woonde hij inmiddels op zichzelf in een kale flat in Overvecht. Er stonden alleen een bed, een bank en een grote tv. De rest van het meubilair bestond uit bierkratten en een grote verzameling lege en volle flessen drank. We kochten blikken bier bij de Lidl op het winkelcentrum en dronken die op terwijl we naar de nieuwe cd van Spinvis luisterden.

Aan het einde van die avond, het zal ergens in 2003 geweest zijn, stapten we in het gammele liftje naar beneden. L. vertelde me hoe hij hem eerder die week bij een vriendinnetje onder haar rok geschoven had toen ze in de lift stonden. Ik was toen geloof ik nog maagd; ik kon me zoiets stoers amper voorstellen. Zelf was ik radiomaker geworden nadat ik de school voor journalistiek braaf had afgemaakt. L. was er na het eerste jaar vanaf getrapt. Het zinnetje over de rooie centen had zijn uitwerking gemist.

Zijn moeder en zijn zusje zie ik soms nog lopen in de Twijnstraat. Ik kijk meestal een beetje langs ze heen want ik weet niet of ze me nog kennen. Bovendien ben ik bang dat ze me vertellen dat er iets ergs met hem gebeurd is. Maar het zou ook kunnen dat L. -avonturier die hij is- gewoon naar een ver buitenland is verhuisd. Lekker in de zon een beetje drinken, schrijven, roken en vrijen.