Raymond Taams - Lopend naar huis vanuit de stad om drie uur ‘s nachts scheurt een politiebusje voorbij. Vijftig meter verderop maakt het busje met piepende banden een scherpe bocht. Met fel schijnende koplampen komt het op me af. “Ze moeten mij hebben”, denk ik in een flits.

Wat is dat toch, dat je onraad altijd meteen heel zeker weet? Als een vriendinnetje het komt uitmaken weet ik dat ook direct als ik de deur open doe om haar binnen te laten.

Er komt ook nog een andere, gewone politiewagen aangereden. Voor ik het weet ben ik omsingeld door drie agenten, een busje en een auto. Een agent is in burger, hij draagt een donkerblauw windjack waar een zwart krullend snoertje overheen bungelt. Het snoertje gaat naar zijn oor. Met een serieuze, strakke blik observeert hij me terwijl hij luistert naar wat er in zijn oor wordt gezegd.

Ze vragen of ik een identiteitsbewijs kan laten zien. Mijn ID-kaart ligt thuis maar een bankpasje en een ov-chipkaart voldoen ook. Naam en geboortedatum worden doorgegeven aan de meldkamer. Ik moet vertellen waar ik naar op weg ben en waar ik vandaan kom.

“Naar huis, ik woon daar verderop in City Campus Max”, wijs ik in de verte naar de Europalaan. De agenten willen ook weten waar ik was, met wie ik was en waar we uit elkaar zijn gegaan. Ik antwoord naar waarheid en blijf gek genoeg enorm rustig onder de situatie. Ik ben gewoon bier wezen drinken met mijn buurjongen in de stad en omdat ik niet bij hem achterop de fiets kon, moest ik lopen. Dus wat kan ik aan deze situatie doen? Wat kan ik toch altijd heerlijk helder denken met bier op.

Een meisje fietst voorbij. Ze kijkt me onderzoekend aan, die man met dat baardje en zwarte jas en donkere krullen die daar in de houdgreep is genomen door de Sterke Arm der Wet. Er blijkt een verdachte situatie te zijn gemeld in deze buurt, aan het begin van Transwijk, achter de Jaarbeurs en ik hoor de meldkamer door de portofoon melden dat ik aan het signalement voldoe. De dienders gaan nog serieuzer kijken. Ze kunnen nu elk moment gaan zeggen dat ik vannacht op het politiebureau slaap. Dan komt mijn redding. Volgens de meldkamer is er even verderop een man is aangehouden die nog meer aan het signalement voldoet.

Tevreden lig ik even later in bed. Ik vind mezelf vaak een beetje vreemd, maar vannacht leek ik zowaar op iemand.