Peter Oostveen - Tien jaar geleden vulden zo’n 2200 huishoudens van in de binnenstad woonachtige vijftigplussers een enquête in over hun verwachtingen rond het wonen. Op grond van dat onderzoek werd berekend dat 400 huishoudens er zeker van waren dat ze binnen tien jaar op zoek zouden moeten naar een andere woning.

Onder andere de gemeente Utrecht, Woningcorporatie Mitros en Woonzorg Nederland sloten een 'wijkakkoord'. Gezamenlijk zouden de schouders gezet worden onder ouderenhuisvesting voor minder draagkrachtigen in de binnenstad.

Het wijkakkoord is verdampt. De gemeentelijke projectleider kreeg ander werk. Er kwam geen nieuwe projectleider. Bij Mitros is het akkoord inmiddels door de zilvervisjes verorberd.

En wat is er voor de senioren in de binnenstad van terecht gekomen? Geen nieuwe betaalbare woningen, wel heel veel dagelijks gehannes met rollators, boodschappentassen en vuilniszakken die door rood aangelopen hoofden en van pijn kromgebogen ruggen  trap voor trap naar boven en beneden gesleept worden.

Mijn oude tante Janet vroeg de gemeente om een bijdrage voor het laten installeren van trapliften. Ze wilde heel graag in de pastorie van de kerk waar ze haar hele leven gewerkt had, en nog steeds werkte, blijven wonen. Door de gemeente werd haar op onbarmhartige wijze te verstaan gegeven dat ze maar moest verkassen naar een gelijkvloerse woning elders in de stad. Hoewel verkassen naar een voor haar vreemde woonomgeving haar dood was geworden, werd de optie toch onderzocht. Het resultaat kwam grofmazig neer op: verdubbeling van de huurprijs en een aanzienlijke vermindering van het woonoppervlak.

Ik heb er legio van aan mijn werktafel gehad. Starters, soms alleenstaanden, soms koppels, soms al met kind(eren). Vaak overspannen, over de rooie, zwaar aan de medicatie, gillend gek wordend op de vierkante meter die ze in hun ouderlijk huis hadden en misschien nu nog steeds hebben. Waar iedere dag de gezamenlijke spanningen, frustraties en wanhoop de weg naar de spreekwoordelijke snelkookpan weer vonden.

Ook aan tafel gehad: mensen die de wanhoop nabij waren vanwege buren- en buurtoverlast. In alle soorten en maten. Geluidsoverlast door langdurige renovatiewerkzaamheden, burenruzies, terreur door verwarde buurtbewoners, vervuiling, verloedering etc.

Ook zo’n categorie vormden de (veelal jonge) mensen die hun anti-kraakwoning moesten verlaten en waarbij het betrokken vastgoedbedrijf geen kans zag ze te herhuisvesten. Het vervolg kwam vaak neer op terug naar het ouderlijke huis of een rondgang langs diverse hun welgezinde logeeradressen.

Vastgoedbeheerders accepteren doorgaans geen anti-kraakbewoners met (kleine) kinderen. Maar, als de bewoners de anti-kraakwoning eenmaal betrokken hebben, dan volgen de kinderen soms toch gewoon vanzelf. Komt de anti-kraakperiode tot haar einde, dan wordt er soms weer doorgeschoven naar een chalet op een recreatiepark. Geen ideale plek voor schoolgaande kinderen.     

Hoewel een deel van de mensen soms met voorrang aan een andere woning geholpen kan worden, wordt het overgrote deel voor een nog flink wat langere tijd aan het volgende scenario blootgesteld:

- geen toereikend budget voor vrije sector-huur of een hypotheek;
- een wachttijd van al gauw tien jaar bij Woningnet.

Ik denk dat we de inmiddels breed ingeburgerde, gangbaar geworden, te pas en te onpas uitgesproken kreet “DAN GA JE TOCH GEWOON VERHUIZEN” zo langzamerhand maar niet meer moeten gebruiken. Hoewel deze kreet in onze neoliberale heilstaat tot mantra verheven is, wordt het (veelal ondoordacht) uitspreken ervan door duizenden wanhopige woningzoekenden inmiddels steeds meer  als een tegen misdaad grenzende inbreuk op de medemenselijkheid ervaren.

In onze maatschappij worden menselijke doelen en idealen steeds meer als maakbaar aangemerkt. Het vinden van adequate huisvesting behoort daar voor zeer veel  woningzoekenden vooralsnog niet toe.