Nestorix - Mijn moeder is inmiddels 13 jaar dood. Ik denk nog regelmatig aan haar. Een liedje op de radio. Een opmerking van mijn kinderen of kleinkinderen die een associatie oproept.

Gewone dagelijkse gebeurtenissen waarin ze om de hoek komt kijken door wie ze was en wat ze deed. Vooral in deze tijd van het jaar, zo vlak voor de vierde mei, komt ze vaak terug in mijn gedachten.

Mijn moeder was geen verzetsheldin zoals Hannie Schaft of Truus van Lier. Ze blies geen spoorbanen op. Ze liquideerde geen SS-ers of NSB-ers. Ze was geen koerierster.

Ze was een heel gewone jonge meid die gedurende de Tweede Wereldoorlog als kindermeisje voor dag en nacht, vijf jaar lang met dezelfde familie haar brood en later haar tulpenbollen deelde.

Vijf lange jaren dag in dag uit als onderdeel van een gezin. Een bijzonder gezin want de vrouw des huizes was joods. Getrouwd met een goyim en dus daardoor zelf relatief veilig. Net als hun drie kinderen, die mijn moeder onder haar hoede had.

Maar die kinderen hadden neefjes en nichtjes, joodse neefjes en nichtjes. Een joodse opa en oma en joodse ooms en tantes. Die waren niet veilig. Die werden weggehaald. Ook uit het huis waar ze haar thuis had.

Liesje van vier werd in 1943 samen met haar Oma Furth opgehaald door Duitse soldaten en Nederlandse agenten die één dag te vroeg kwamen. Een dag later had Liesje naar Friesland zullen gaan. Oma zou haar lot niet hebben ontlopen want die wilde niet onderduiken.

Ik kende die verhalen. Mijn moeder kon goed vertellen en zo werden haar belevenissen mede bepalend voor mijn blik op die grote oorlog uit de geschiedenislessen op school. Gelukkig was ik van na de oorlog en dat wilde ik graag zo houden.

Zo lang haar mevrouw en meneer uit Bussum leefden ging mijn moeder naar hun verjaardag. Het was immers familie geworden in die vijf jaren waarin ze lief en leed gedeeld hadden. Dan kwam ze vrolijk en vol met verhalen terug. Verhalen over het wel en wee van “haar” kinderen. Thijs, Dorien en Bennie deden het goed. Ze was trots op ze.

Op de vierde mei ging ze altijd mee naar het monument. Een kleindochter aan elke hand. Vertellend over de waanzin van haat en oorlog.

Tot dat Liesje kwam spoken. In deze tijd van het jaar met al die herinneringen op radio en TV kwam Liesje samen met oma Furth haar ‘s nachts bezoeken. In haar dromen. Moeder wilde niet meer mee naar het monument. Ze kon het niet meer aan. Ze moest huilen bij documentaires over de oorlog en de holocaust en ze werd kwaad. Een woede die ze ruim vijftig jaar had verdrongen maar die haar toch te pakken kreeg en haar leven vergalde.

Daar zal ik straks, gedurende die twee minuten, weer aan denken als ik op het Domplein sta. Dat is ook wat een oorlog en rassenwaan met mensen doet. Een trieste erfenis die ook nu nog elke dag op heel veel plaatsen in wereld opnieuw gemaakt wordt.