Nestorix - Vorige week las ik in de krant dat de politie in De Meern een aantal jongeren thuis wil gaan bezoeken om ze te vragen ergens anders te gaan rondhangen dan op hun vaste plekje. Dat vaste plekje geeft namelijk heel veel overlast voor de omwonenden.

Natuurlijk is het strontvervelend om elke avond een groep lastige en lawaaimakende tieners voor je deur te hebben. Ik begrijp heel goed dat je dat goed zat bent na enige tijd. Al jaren speelt dat probleem, en niet alleen in De Meern.

De gemeente heeft geprobeerd om het op te lossen met het plaatsen van officiële hangplakken voor jongeren maar dat was meestal geen succes. In een poging om de overlast zo veel mogelijk te beperken, worden die hangplekken neergezet op plaatsen waar niemand er last van heeft. Ergens in een vergeten stukje niemandsland. Daarmee zijn ze gedoemd te mislukken.

Als ik terugkijk naar mijn eigen jeugd, dan weet ik dat er een moment kwam, ergens rond mijn twaalfde, dat ik er bewust naar zocht om mee te doen. Om te laten zien dat ik er was. Dat vragen om aandacht door ontluikende volwassenen bestaat natuurlijk nog steeds.

Negatieve aandacht, in de vorm van boze buurtbewoners, is wat dat betreft voor die jongeren een prima invulling van hun ontwikkelingsproces. Een hangplek is pas leuk als iemand laat zien dat hij of zij er last van heeft. Het is niet anders dan het vroegere belletje trekken. Niets mooier als een boze buurman, die je achterna kwam. Maar als er niemand naar de deur kwam, was de lol er snel af.

Ik realiseer me heel goed dat de samenleving er anders uit ziet dan vijftig jaar geleden, maar een aantal mechanismen zijn niet veranderd. Zoals er vroeger altijd wel een aantal vaders was, die gingen mee voetballen ofzo en zo de zaak in de hand hielden, zullen we ook nu meer kunnen bereiken door de jongeren op te zoeken op hun hangplekken en iets met ze te gaan doen.

Dat is zeker effectiever dan ze te verbannen naar de rand van de buurt waar ze aan hun lot worden overgelaten.