Nestorix - De burgemeesters van een aantal grote steden, waaronder onze eigen burgemeester Jan van Zanen, hebben vorige week in een open brief aan het kabinet de noodklok geluid over de problemen die zij ervaren met de politie. 

De aanslagen in Brussel waren ongetwijfeld de ultieme aanleiding, maar de gesignaleerde problemen zijn natuurlijk niet nieuw. 

De vorming van een landelijk georganiseerde politie en de daarmee gepaard gaande bezuinigingen van zo’n half miljard laten zich al langer duidelijk voelen. Zoals gewoonlijk bij dit soort reorganisaties is een hoge bezuiniging ingeboekt omdat men er op voorhand maar vast vanuit ging dat het allemaal veel goedkoper kon door het landelijk te organiseren. Zoals te verwachten was, gaat die vlieger niet op. 

Weliswaar daalt de geregistreerde criminaliteit al jaren maar dat wil niet zeggen dat het allemaal beter gaat. Van alle overheidsdiensten kent de politie het hoogste ziekteverzuim en dat is natuurlijk niet omdat het zo’n feest is om bij de politie te werken.

Ruim voor het besluit tot vorming van één nationale politie, werden overigens al steeds meer taken op het bordje van de lokale overheid geschoven. Handhaving bijzondere wetten, parkeren en toezicht en handhaving in de openbare ruimte moesten worden opgepakt door de gemeente. Het stadstoezicht, dat aanvankelijk bestond uit een verzameling Melkert-banen onder de vlag van een afzonderlijke stichting, werd omgevormd tot een gemeentelijke dienst en in hoog tempo geprofessionaliseerd. Inmiddels zijn de gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) niet meer weg te denken uit het Utrechtse straatbeeld. 

Het was de bedoeling dat de 'echte' politie zich meer zou gaan richten op de echte criminaliteit.

Terecht maken de burgemeesters zich zorgen over het opleidingsniveau van die echte politie. De totale formatie bestaat straks voor een kwart uit aspiranten in opleiding waarvan bovendien het overgrote deel niet verder hoeft te studeren dan mbo-niveau. Je zal mij niet horen zeggen dat een mbo'er geen goede agent kan worden maar gezien het complexe takenpakket in een steeds veranderende samenleving lijkt wat extra theoretische bagage bij aanvang van de carrière geen overbodige luxe.

Uiteindelijk valt en staat het politiewerk nog altijd bij het vermogen om goed met mensen van allerlei slag te kunnen communiceren. Zo krijg je de informatie die nodig is om misdrijven te voorkomen en om de misdrijven die gepleegd zijn op te lossen. 

Het opentrekken van een extra blik agenten heeft alleen zin als die agenten beschikken over de kwaliteiten die deze samenleving nodig heeft en als ze worden ingezet op plaatsen waar ze het meest effectief zijn. Bijvoorbeeld als wijkagent. Laten we hopen dat er in Den Haag nu eindelijk eens naar die terechte wens uit de steden wordt geluisterd.