René van Maarsseveen - In een opruimwoede afgelopen week kwam ineens het boekje ‘zo was Utrecht’ omhoog uit een stapel. Ik wist dat ik het had, maar waar was het gebleven. Nu had ik het prachtige boekje weer in mijn handen. ‘Zo was Utrecht’ is een verzameling columns van Jan Reeskamp.

Voor het boekje heeft Reeskamp de columns op onderwerp bij elkaar gezet en bewerkt. Daardoor onstonden hoofdstukken als ‘de kapper, ‘de brandweer’, 'de voetbalverenigingen’ en dergelijke. Voor zijn columns, die in de jaren zestig verschenen, sprak Reeskamp met ouderen over de jaren 1900-1920. Hij schrijft over zijn werkwijze:

Hetgeen wordt verteld is voor het grootste deel opgetekend uit de mond van hoogbejaarde Utrechtenaren en het resultaat van archiefonderzoek, menigmaal aangevuld met jeugdherinneringen van de schrijver die als freelance journalist woont en werkt in Utrecht en aldaar ook is geboren.

Ik weet nog dat ik het twee jaar geleden vond. Meteen waren er mensen in mijn omgeving die het wilde lenen. Wanneer je er doorheen bladert en fragmenten leest, voel je als Utrechter direct een aantrekkingskracht. Ik lees de inleiding nog eens:

Het bijeengaren van de stof is een zeer moeizaam werk geweest. Moeizaam en eigenlijk ook heel triest. Steeds waren het hoogbejaarde lieden, waarmee ik sprak. Oude, afgetobde mensjes soms, aan wie het leven weinig vreugde had gebracht en die toch nog in staat bleken met zoveel vreugde en dankbaarheid allerlei vrolijke dingen uit hun leven en omgeving naar voren te brengen. Het waren vele en lange tochten, menigmaal door de in de vijftiger jaren nog veelvuldig bestaande Utrechtse achterbuurten. Soms een donker muffig kamertje, waarin werd gepraat, een andere keer omhoog langs een gammel trapje, maar steeds kwam de vrouw des huizes opdraven met een ,,bakkie koffie” en haast altijd vonden de oudjes dat het ‘interview’ veel te gauw was afgelopen.

Met veel plezier lees ik het hoofdstuk over de kappers. Zij hadden in het begin van de vorige eeuw een hele andere functie dan tegenwoordig. De makkelijke wijze van schrijven over de wederwaardigheden van kappers, armen, kooplieden en de hogere milieus trekken je naar die tijd.

Het doet me denken aan de prachtige kleurenansichtkaarten uit die tijd. Bijvoorbeeld van die mooi aangelegde tuin aan de Oudegracht, ter hoogte van de Vinkenburgstraat bij de Bakkerbrug.

Uit de verhalen van Reeskamp begrijp ik dat er beslist armoede was, maar mensen hadden wel oog voor hun omgeving. Ze zorgden voor hun medemens, hun directe omgeving en hun stad. De tuin aan de werf, en soortgelijke fraaie initiatieven, werden rond 1960 opgedoekt voor de plannen van de nieuwe stad. Maar ook omdat de mentaliteit van de bevolking intussen sterk was veranderd door oorlog, industrialisatie, wederopbouw en dergelijke.

Ik leg het boek weg na nog enkele alinea’s te hebben gelezen. Mijn opruimwoede is nog niet gestild, het hervonden boekje leg ik apart. Dat pak ik aankomend weekend weer op, als het dan nog niet is uitgeleend.