René van Maarsseveen - Met Ronald maak ik een wandeling rond zijn nieuwe appartement in de Twijnstraat. Zijn vrouw is met het avondeten bezig en stelde ons voor de buurt te verkennen. Ronald komt oorspronkelijk uit Arnhem, terwijl ik hier in mijn jeugd veel heb gelopen.

Pieter d'Hont

‘Daar had de bekende Utrechtse beeldhouwer Pieter d’Hont zijn atelier’, zeg ik, terwijl ik in de Nicolaasdwarsstraat wijs naar een pand.

‘Nee, die zat om de hoek’, reageert Ronald, ‘op het Manenburg’. Hij kijkt me lachend aan, ‘beste gids ben jij’.

Ik weet zeker dat ik de beeldhouwer in dat aangewezen pand aan het werk heb gezien. Maar het is geen onderwerp om over in discussie te gaan. ‘Ik heb een boekje over de omgeving gelezen’, verklaart Ronald.

‘Over die zes huisjes daar is wel iets bijzonders te melden’, gaat hij verder, ‘die zijn halverwege de 17e eeuw gebouwd in de Agnietenstraat. Honderd jaar later moesten ze daar weg en zijn ze hier opnieuw opgebouwd’.

‘Dat is inderdaad bijzonder’, zeg ik.

Hofje en Kameren

‘En wist je dat ze zo’n rijtje ook een hofje noemen?’, vraagt Ronald, een antwoord niet afwachtend. ‘Mensen denken bij hofjes vaak aan huisjes rondom een tuin of binnenplaats, maar het kan dus ook zo’n rijtje huisjes zijn. In Utrecht zijn er daar heel veel van. Ze worden ook wel kameren genoemd, omdat ze uit één kamer en een zoldertje bestaan’.

‘Ik heb daar wel eens iets over gelezen. Ze werden gebouwd voor arme mensen. Die mochten er gratis wonen, oftewel Pro Deo. Dat betekent “voor God”, daarom worden het ook wel Godskameren genoemd’.

Vrijwoningen

‘Dat heb je goed onthouden. Een derde naam voor dat soort woningen is vrijwoningen’.

‘In de Agnietenstraat staat nog zo’n rijtje woningen. Dat zijn er zelfs meer dan zes’.

‘Ja, dat zijn die van Maria Pallaes. Persoonlijk vind ik de Bruntenhof heel mooi. Ben je wel eens in die tuin erachter geweest?’, vraag Ronald met een intonatie waaruit blijkt dat hij daar zelf al eens is geweest.

‘Dat is toch achter het Lepelenburg, waar prinses Irene heeft gewoond. Ja, daar ben ik wel eens geweest. Een vriendje van de lagere school woonde er, Thijs Uilenbroek. Stond er niet een fontein midden in die tuin, zo’n zwarte met veel smeedwerk?’.

C.C.S. Crone

‘In jouw lagere schooltijd misschien. Er staat nu een standbeeld van de Utrechtse schrijver Cor Crone, C.C.S. Crone. Ik ben er nog niet achter waarom dat beeld daar staat. Volgens mij heeft hij er nooit gewoond’.

Ronald en ik lopen inmiddels bij de Nicolaïkerk. ‘In deze kerk staat een orgel van de Utrechtse orgelmakers Vulpen’, zeg ik triomfantelijk. ‘Die bestaan nog steeds. Ze zitten nu in Overvecht. Ik heb daar een paar jaar geleden een rondleiding gehad. Heel interessant’.

Vulpen

‘Wist je dat dit de eerste kerk in Nederland is waar een orgel werd geplaatst ergens rond 1100?’, vraagt Ronald, ‘dat was in ieder geval geen Vulpen orgel’.

‘Nee, de Vulpennen zijn kort voor de oorlog begonnen, als ik me goed herinner’, zeg ik. ‘Vreemde naam eigenlijk, Vulpen. Die naam moet toch al hebben bestaan voor de vulpen werd uitgevonden’.

‘En wanneer denk je dat de vulpen is uitgevonden? Dat was al rond 1000 na Christus. Maar ze zijn het inderdaad pas aan het eind van de 19e eeuw vulpen gaan noemen’.

‘Jij hebt duidelijk niet alleen een boekje gelezen over de omgeving van de Twijnstraat’, merk ik op.

Ronald glimlacht en ik denk, het blijft leuk zo’n korte wandeling door de historische binnenstad.