Twee weken geleden was ik bij het 50-jarig huwelijksfeest van vrienden. Ik was een van de jongste gasten. Er waren een paar mensen van rond de AOW-leeftijd. Maar de meeste aanwezigen waren de zeventig ruim gepasseerd.

Met veel plezier sprak ik diverse mensen uit die laatste groep. Dat was leuk omdat ze verhalen vertelden over een Utrecht dat ik niet kende. Zoals de vrouw die was opgegroeid in een huis aan de Catharijnesingel, waar nu Hoog Catharijne staat, aan de kant van de inktpot van de NS. De vrouw die zij niet kende aan de andere kant van ons tafeltje viel in ons gesprek ‘oh, wat leuk, ik heb aan de overkant in de Zeven Steegjes mijn jeugd doorgebracht’.

Een man van rond de negentig vertelde me over de route die hij elke dag liep naar school. Het was ongeveer dezelfde route als ik jaren daarna liep. Door het eerste park, zoals wij het Lucas Bolwerkpark noemden, door het tweede park langs of door de Nobelstraat. We gingen het rijtje af van bedrijven die er toen zaten, welke weg waren en welke er nog zijn.

‘We denken wel dat het toen allemaal beter was, René, maar dat is echt niet zo hoor’, zegt een vrouw van achter in de tachtig. Ze begon over de veranderingen. En iedereen bleek daar zijn eigen invulling aan te geven. De een wees op de vele nieuwbouw en de veranderingen rond en in het centrum.

‘Heb je die nieuwe wijk al gezien bij het belastingkantoor’, werd me gevraagd. Een ander had het over de zogenaamde saamhorigheid in Wijk-C, Zuilen en Sterrenwijk. ‘Daar zaten ook heel minder leuke kanten aan’, zei een vrouw, die erbij vertelde dat ze dat pas ontdekte toen ze ervan was bevrijd. Voorbeelden daarvan gaf ze niet, daar leende deze avond zich niet voor.

Terwijl ik naar de verhalen luisterde, viel me vooral op hoe jeugdig enthousiast mijn gesprekspartners zijn. Als ik terugdenk aan mijn jeugd dan zie ik mensen, die op hun veertigste al oud waren. ‘Dat kwam door de kleding in die tijd’, wordt dat in het algemeen gezegd. Maar dat is helemaal niet zo, denk ik. Dat de medische wetenschap vooruitgang heeft geboekt, als dat al zo is, is volgens mij ook niet de reden.

Ik denk dat het een maatschappelijke ontwikkeling  is geweest. Het verkrijgen van individuele vrijheid heeft ervoor gezorgd dat we dingen willen ontdekken en zelf ervaren. En dat uit zich op allerlei manieren.

Op het feest sprak ik meerdere mensen die vertelden over hun hobby’s, die nog volop sporten, verre reizen maken en op andere manieren van hun leven genieten. Een vrouw van negentig liet me enthousiast weten dat ze haar ipad voor allerlei dingen gebruikt. ‘Echt niet alleen voor mailen, hoor’, zei ze, waarna ze een aantal voorbeelden gaf van functies. Een man van 87 was net terug uit Indonesië waar hij zijn broer had geholpen met het opknappen van diens nieuwe huis. En een man van 75, die ik vele jaren jonger schatte, reist regelmatig naar Afrika om mee te helpen bij de bouw van een ziekenhuis.

Terug naar huis zie ik een poster van de aankomende Grand Départ in Utrecht en ik denk aan Dick Bruna. Hij is inmiddels 86, maar ook hij  is nog volop actief. Wellicht is het wat minder dan vroeger, maar hij tekent nog en schijnt nog regelmatig naar het buitenland te reizen om zijn Nijntjes te promoten.

Ambitie, wensen hebben, nog dingen willen. Volgens mij is dat het geheim van jeugdig oud worden.

René van Maarsseveen