Rene van Maarsseveen - Wanneer ben je Utrechter? Ik moet weer aan die vraag denken wanneer ik lees over het nieuwste boek van Ronald Giphart, ‘Stad van zachte idioten’. Het wordt donderdagavond 2 november gepresenteerd bij boekhandel Broese.

Eerder stelde ik de vraag 'wat is een Utrechter?' bijvoorbeeld bij de discussie over geboorteplaatsen; ouders willen hun woonplaats als geboorteplaats in plaats van de plaats waar het kind ter wereld kwam. Denk daarbij aan onze koning. Zijn ouders woonden in Lage Vuursche, maar omdat hij in een ziekenhuis in Utrecht werd geboren is hij nu Utrechter.

Invalshoeken

Kijken naar ‘wat is een Utrechter?’ of zoeken naar de aard van de Utrechter, kent vele invalshoeken.

Er wordt bijvoorbeeld wel gezegd dat de eerste jaren van je leven het belangrijkst zijn voor je vorming.

Vanaf mijn geboorte tot mijn achttiende zwierf ik door Utrecht. Eerst rondom mijn geboortehuis, daarna door de oude stad naar de scholen op de grachten. Geleidelijk kwamen ook de kroegen, dancings en theaters in het centrum erbij en de buitenwijken met schoolvrienden. Ben ik een echte Utrechter?

Genen en herinneringen

En welke rol speelt het dat, zoals bij mij, je ouders en grootouders Utrechters zijn, wanneer je naar de aard van de Utrechter zoekt?

Ronald Giphart kwam op zijn 21ste naar Utrecht. Hij heeft, vanaf die tijd, overal herinneringen liggen in Utrecht. Ben je Utrechter en kun je de aard van de Utrechter ontdekken vanuit het hebben van zulke herinneringen op latere leeftijd? Dat je een hoek in Utrecht hebt waar je een vriendinnetje kuste, een huis kent waar een vriend woonde of een plek waar je dacht aan een overleden vriend?

De Utrechtse aard

Amsterdammers zijn bluffers, Rotterdammers harde werkers. Dat is het gegeneraliseerde beeld. In dienst werd ik door mijn ‘maten’ beschouwd als een echte Utrechter. Wat was dat dan? Helaas bleek dat minder gemakkelijk terug te brengen tot een woord. Iemand met een stadse mentaliteit en een plattelandse inborst, werd me verteld door mede-Randstedelingen.

Aanpassingsvermogen

Aanpassingsvermogen was een ander kenmerk van de Utrechter, volgens mijn dienstmaten. De Utrechter kruipt gemakkelijk in de huid van een ander. Hij spreekt Amsterdams met de Amsterdammers en zuipt bier als een Twentenaar met de Twenten. Terwijl bijvoorbeeld een Amsterdammer altijd en overal een Amsterdammer is.

Dat aanpassingsvermogen verklaarde ik zelf vanuit de plattelandse stadsmentaliteit. De positie van Utrecht op de rand van de randstad, op de scheidslijn van Oost en West of op die nullijn waar ik eerder over schreef.

Negatief zelfbeeld

Later zag ik het ook vanuit het gevoel van minderwaardigheid dat Utrecht als grote, belangrijke stad vanaf 1300 ontwikkelde toen Amsterdam geleidelijk de rol van belangrijkste Nederlandse stad overnam.

Een gegroeid negatief zelfbeeld dat pas zichtbaar keerde toen Jeroen Wielaert met zijn viltjes een strijd daartegen begon.

Humor

Mijn dienstmaten kwamen uit heel Nederland en uit steden en dorpen. Het was een doorsnede van de bevolking, uh dienstplichtige bevolking. Een ander kenmerk dat zij aan de Utrechter koppelde was humor met een boodschap. Ook daarin zit natuurlijk weer een zekere generalisatie.

Amsterdammers zijn afzeikers, Rotterdammers hebben veel zelfspot in hun humor en Oosterlingen beschouwen nuchter het leven. Bij Utrechters is het een mengeling van spitsvondigheid die iedereen kan waarderen, gebracht met een indirecte trap naar de goede of de enig bedoelde verstaander.

Wanneer directheid is gewenst zal een Utrechter de boodschap sneller dan anderen verpakken in humor. Vanzelfsprekend om eerder genoemde karaktertrekken te camoufleren.

Zachte idioten

Het boek ‘Stad van zachte idioten’ van Ronald Giphart is een bloemlezing van verhalen, romanfragmenten en gedichten om de aard van de Utrechter te duiden. Ik weet niet of die schrijfsels allemaal van Utrechters in de breedste zin komen of ook van anderen, die slechts over Utrecht schrijven.

Het zal op zijn minst een onderhoudende verzameling zijn, met ‘van alles wat Utrechts’. Daarin kan dan mogelijk de Utrechter, die zachte idioot, worden ontdekt.

Zie ook: Economische vluchtelingen in de Raad