Frans de Jonge - Nu ik alle verlaten pleinen wel gefotografeerd heb (zie mijn vorige bijdrage), wil ik toch blijven fotograferen. Dus heb ik een nieuwe uitdaging gezocht. Enkele dagen geleden zag ik hoe mooi de kastanjes in bloei staan, en bloeiende kastanjes doen het goed op een nachtfoto. De foto’s van Brassai hebben mij daar ooit op gewezen. In de Parijse nacht, zonder strooilicht, gaven de bloemen van de kastanje een mooi contrast met de zwarte bladermassa in de stad. 

Op 11 mei ga ik op pad naar de kastanjebomen die voor de Inktpot staan. Onderweg zie ik de verlichte kantoren van TivoliVredenburg. Daar waar de voorkant donker en dichtgeplakt is, is het kantoor nu de grote aandachtstrekker. De corona-boodschap op de gevel, laat de Utrechters hoop houden op de muziek die weer gaat komen. Nu overheerst de stilte nog even.

Op weg naar het Moreelsepark straalt de schotel tussen de kastanjekaarsen. George van Heukelom heeft voor het grootste bakstenen gebouw van Nederland een parkje in stijl aangelegd. De kastanjebomen vormen een mooie haag waar je de Inktpot tussendoor kunt zien. Bij een vorig bezoek ging al m’n aandacht naar het oude hoofdgebouw, nu slenter ik een beetje door die tuin, en zoek naar een mooi beeld met kastanjekaarsen.

De grond ligt bezaaid met de kastanjebloemen, gelukkig zitten er nog genoeg aan de bomen. En zo’n witte bodem is ook weer eens iets anders. 

Een zacht tikken trekt m’n aandacht. Het klinkt als dikke druppels of iets dergelijks, en het lijkt uit de bomen te komen, maar ik kan het geluid niet thuisbrengen. Tot ik door de bladeren de vlaggenmasten boven op de Inktpot zie.

Door het beetje wind waaien de kabels tegen de vlaggenmast. Een geluid dat me steevast doet denken aan een camping naast het meer van Zurich. ’s Avonds hoorden we in de tent het tikken van kabels en de masten van de schepen in de jachthaven naast de camping. Daar werd ik me voor het eerst bewust van het tikken van kabels en masten. Regelmatig komt de herinnering aan m’n eerste vakantie in het buitenland weer naar voren als ik het tikken hoor. 

De coronastilte brengt vakantieherinneringen in me naar boven.

Het is zo stil dat ik een voetganger al van ver hoor aankomen. En als ze al halverwege het station is, hoor ik haar stappen nog steeds. Haar geluid wordt even overstemd door een van de weinige auto’s die nog langskomen. Daarna sterft haar geluid verder langzaam verder weg. 

Voor ik naar huis ga, wil ik nog even kijken in die donkere hoek, waar overdag vaak wat mensen zitten met drankjes of rookwaar. Er zijn weinig mooiere hangplekken. Ik kan het hen niet kwalijk nemen, sterker nog, ik ben blij dat het nog steeds gebeurt. 

Groepjes jonge Utrechters, die in hun stad een mooi plekje zoeken om samen met vrienden te genieten. Zelf kan ik me van dat soort ontspanning niet veel meer herinneren. In m’n eerste jaren in Utrecht, zaten we nog wel eens in het Park Oog in Al. 

Later zaten we vaak bij vrienden op de kamer, of in de tuin. Maar ik wist in die tijd ook nog wel plekjes langs de gracht te vinden. De Inktpot is jaren aan m’n aandacht ontsnapt.

Het lijkt een soort zitkuil in verschillende hoogtes. Denk er water in en je hebt een pierenbadje dat overloopt in een jacuzzi, maar dan met gemetselde randen. Door het beetje wind dat er is geweest na de storm, zijn de bloemblaadjes speels en ongelijk verdeeld over het terrein. 

Bij al mijn bezoekjes aan de Inktpot heb ik nooit aandacht gegeven aan dit deel van het gebouw. Niet onderschat, maar meer verblind door de aantrekkingskracht van het gebouw, met z’n toren, al die lijnen en bakstenen. De schotel als kers op de taart, en binnenin is elke hoek een foto waard.  

Nu het vol bloemen ligt, zie ik het pas echt. 

Om niet de hele nacht bezig te zijn met alle mogelijke variaties probeer ik te bedenken welke foto het mooist weergeeft wat alleen vannacht nog te zien is. Gelukkig zijn er een paar technische aspecten die de mogelijkheden al iets beperken. Niet te veel licht, of een te hoog contrast. Het moeilijkste is om te ontdekken waarom ik het zo mooi vind, en hoe ik dat in beeld breng. 

Voor ik wegga, kijk ik nog even omhoog en kan het toch niet laten om nog een laatste foto van de toren te maken. Voor het geval ik die nog niet had.