Raymond Taams - Na zijn dagelijkse ijskoude douche fietste de IJzeren Man naar Utrecht Centraal, waar hij had afgesproken met de van oorsprong Bossche vriendin. Samen zouden ze de tentoonstelling over nazi-design in het Design Museum in Den Bosch bezoeken. De van oorsprong Bossche vriendin was opgetogen omdat ze de IJzeren Man tevens de carnavalsvoorbereidingen in haar geboortestad kon laten zien.

Inderdaad wapperden overal aan gevels rood-wit-gele Oeteldonk-vlaggen, en op de Markt, het centrale plein, legden timmerlieden de laatste hand aan de troon van Prins Carnaval. In sommige kroegenrijke stegen was het hossen reeds begonnen, constateerde de IJzeren Man tot zijn verbazing. Het was donderdagmiddag, het officiële feest startte pas zondag.

De daaropvolgende uren doolden de IJzeren Man en de vriendin door een toonzaal met vitrines vol nazi-prullaria. Messen en vorken met een swastikaatje op het handvat, bloemenvaasjes met de afbeelding van een adelaar erop, en natuurlijk de rood-wit-zwarte hakenkruisvlaggen en dito armbanden. “Bijna net zoveel vlaggen als buiten”, mompelde de IJzeren Man, zich realiserend dat een vergelijking met dat onschuldige carnaval ongepast was.

Na afloop aten ze saté in een warm verlicht restaurant. "Echte Brabantse gezelligheid!", smakte de vriendin. Ze raakten aan de praat met een serveerster die een donkerblauw jasje met goudkleurige knopen en franjes droeg, en waar een groot aantal emblemen op was genaaid. Hetzelfde kledingstuk had de IJzeren Man vrijwel alle vroege carnavalsvierders in de stegen zien dragen. 

“Tja, als je verkleed bent kom je tegenwoordig veel kroegen niet meer in”, verklaarde de serveerster haar uitdossing. De IJzeren Man dacht hij haar verkeerd verstond. Dit bleek niet het geval. “Het wordt steeds intoleranter tegen mensen van boven de rivieren”, legde het meisje uit, “aan dit jasje kunnen ze zien dat je een echte Oeteldonker bent.” Enigszins verbouwereerd bestelden de IJzeren Man en de vriendin een Bossche bol, die ze gebroederlijk samen deelden.