Dik Binnendijk Hendriena is dood en nog wel op mijn verjaardag! Zo’n twee maanden was deze kamervlieg mijn huisdier. Bij het schrijven van deze miniserie heb ik het vanaf de eerste column Hendriena (1): “Nou dan niet, Eigenwijs!” gehad over fruitvliegjes. Ik schreef dat ik ze voor mijn studie biologie heb gevangen, gekweekt en fijngestampt. In september 2016 heb ik hierover een column geschreven voor de verdwenen website www.allesoverutrecht.nl. Hieronder volgt die column met een aantal aanvullingen.

“Krengen, waar komen jullie toch allemaal vandaan?” Zo’n veertig fruitvliegjes schieten uit mijn vuilnisbak. Ze zijn dol op rijp en rottend fruit. Bij een warme zomer vliegt dit tuig altijd rond. Ik ken ze maar al te goed, want voor het vak Genetica heb ik die fruitvliegen zelf gekweekt. Bananenvlieg en azijnvlieg zijn andere namen voor dit insect.

De wetenschappelijke naam is Drosophila melanogaster. Je kunt mannetjes en vrouwtjes gemakkelijk onderscheiden. Mannetjes hebben op hun achterlijf (abdomen) een zwarte vlek, vrouwtjes niet. Elk vrouwtje legt in haar leven in totaal zo’n vier- tot achthonderd eitjes. Na acht tot elf dagen heb je een nieuwe generatie aan fruitvliegen. Omdat je zo snel nakomelingen krijgt, is de Drosophila in de wetenschap het favoriete insect om allerlei erfelijke principes te onderzoeken.

In 1971/1972 heb ik voor mijn negenmaands hoofdvak ‘Populatiegenetica’ zelf die fruitvliegen in de natuur gevangen. Ik moest het principe onderzoeken dat - als je een fruitvlieg fijnstampt - je aan de vrijgekomen stofjes kan zien of het beest is opgegroeid in een schoon of een vervuild gebied. De schemering is de goede vangtijd voor Drosophila’s. Ik had vier potten met rottend en overrijp fruit neergezet in ‘schoon’ bosrijk gebied. Pot 1 stond aan de bosrand in de buurt van boerderij ‘De Zonnewijzer’ in Amelisweerd. Pot 2 had ik wat dieper in het bos gezet. Potten 3 en 4 stonden op het landgoed Bornia tussen Zeist en Austerlitz. Pot 5 en 6 waren in Tull en ’t Waal in een fruitboomgaard waar met gewasbeschermingsmiddelen werd gespoten. Een vervuild gebied dus.

Fruitvliegkweekflesjes en -kweekkooien in de klimaatkamer. Foto: Dik Binnendijk (1972)

Elke avond ging ik op de brommer met achterop een bakje rammelende flesjes naar een pottengebied. De brommer was van mijn ouders. Mijn broers Wim en Henk zeggen dat het een Sparta was; ik weet het niet meer. Ik had ook een vlindernet en een zaklamp bij me. De truc was om snel het vlindernet over de pot te doen. Dan hield ik de punt van het net omhoog en liet ik op die punt het licht van de zaklamp vallen. Fruitvliegjes vliegen of lopen dan naar het licht toe en zo kon ik ze vangen in een reageerbuisje. Terug op het Genetisch Instituut aan de Opaalweg verdoofde ik de vliegen met ether. Zo scheidde ik de vrouwtjes van de mannetjes. Elk vrouwtje deed ik in een apart kweekflesje en die zette ik in de klimaatkamer met een temperatuur van pakweg 30 oC. In dat flesje legden ze dan eieren en zo kreeg je een nieuwe generatie. 

Uiteindelijk heb ik maar één fruitvliegenvolk gekregen van oermoeder Amelisweerd 1. De reden was, dat ik pas laat ben begonnen met vliegen vangen. Het was half oktober. Op zich geen probleem, maar twee weken later vroor het al. Geen ‘Indian summer’ tot half november dus! Tja, dan vang je geen Drosophila’s meer in de natuur. Uiteindelijk zijn er uit mijn onderzoek niet zo veel bruikbare resultaten gekomen.

Het Genetische Instituut aan de Opaalweg was gevestigd in een of meer houten barakken. Ik weet dat de achterkant van die barakken uitkeken op het hek en het afscheidend groen van de Derde Algemene Begraafplaats. Een paar jaar nadat ik weg was, is het Genetisch Instituut verhuisd naar de Uithof. Tot de sloop zijn die barakken nog een tijd gebruikt als studentenwoningen.

Nu zie je ze niet, maar in de zomermaanden zijn die verdomde fruitvliegen weer volop in huis. Er is maar één manier te voorkomen dat straks hun kinderen ook meevliegen. Zorg ervoor dat overrijp, rottend fruit en groente (ook uien en aardappelen) binnen een week het huis uit zijn. En maak ook de verborgen plekjes goed schoon, want restanten wijn en bier vinden ze maar wat lekker en zijn vaak eveneens de plekken om eitjes te leggen. Daarom zie je die vliegjes ook meestal in cafés en restaurants. Als de temperatuur buiten weer ruim onder de tien graden zakt, zie je ze niet meer vliegen, tenzij je het constant lekker warm stookt in huis en de pest aan schoonmaken hebt.

Fruitvliegkweekflesjes en -kweekkooien in de klimaatkamer. Foto: Dik Binnendijk (1972)