Dik Binnendijk Er is geen ontkomen aan: begin december moet ik altijd weer denken aan het toneelstukje, dat ik het vaakst met veel plezier heb opgevoerd. Ik woon dit jaar alweer 35 jaar in Wijk C, maar eind jaren tachtig vroeg mijn buurvrouw Corrie: “Dik, zou jij sinterklaas willen spelen in het buurthuis? Volgens mij kun je dat wel. Onze ouwe is ermee opgehouden en de kinderen in Wijk C kennen jou toch niet.”

Corrie was actief in het buurthuis in de Waterstraat, waarin nu al jaren het Volksbuurtmuseum is gevestigd. Voor de kinderen was er ’s middags - als opwarmertje - eerst een kindervoorstelling in het achterlokaal. Ik hoorde ze altijd lachen als ik binnensloop en de trap op ging. Boven in het knutsellokaal moesten we ons verkleden: ik als Sint en wijkagent Peter als Zwarte Piet. Dat kon toen nog. Als we klaar waren, werden we gehaald. De spelers werkten in hun voorstelling naar onze komst toe. We kwamen een keer te vroeg binnen; de spelers gooiden toen Sint en Piet nat. Schrik en gelach! Het jaar daarop heb ik voor de zekerheid laarzen aangedaan.

Sinterklaas is wel oud maar hij kent natuurlijk alle kindertjes. Alleen... ik kende er geen een. Ik had een oud fotoboek bij me, dat aan de buitenkant er echt uitzag als het Grote Boek van Sinterklaas. Met paperclips waren twee blaadjes vastgemaakt, waar onder de naam van elk kind een kort verhaaltje stond in trefwoorden. Dan kon ik zeggen: “Jij hebt dit jaar een zusje gekregen, hè! ...”

Na een inleidend praatje over wat Piet en mij was overkomen tijdens onze boottocht uit Spanje of waarom ik dit jaar laarzen aan had, kwam dan het grote moment. De kinderen moesten om de beurt bij sinterklaas komen. Maar wie is nu Sam, Lieke of Youssef....  Het duurde even voordat ik de truc daarvoor te pakken had. Met mijn hoofd gericht op het Grote Boek keek ik - als ik een naam noemde - door mijn oogharen de zaal in met de pakweg twintig kinderen voor me. Zo zag ik meteen waar een kind ineens opgewonden werd en dan keek ik in die richting.

Kinderen op schoot nemen duurde allemaal veel te lang, dus dat heb ik nauwelijks gedaan. Een liedje zingen hoefde van mij ook niet. Een kort praatje en dan gaf Piet een cadeautje. En, ik kwam er achter dat kinderen slim zijn. Zo werd ik een paar dagen na mijn derde sinterklaas ontmaskerd: een kind herkende me op straat aan mijn schoenen. Dus voortaan zorgde ik ervoor dat ik altijd aparte ‘sinterklaasschoenen’ bij me had.

Het aantal buurtkinderen werd steeds minder. Daarom werden na een jaar of vijf de Wijk C kinderen samengevoegd met die van de Breedstraatbuurt. Sint en Piet kwamen daarna alleen op bezoek in het buurthuis in de Breedstraat. In totaal ben ik negen keer de buurthulpsint geweest. De tiende keer is er nooit van gekomen. Men was het sinterklaasfeest vergeten te plannen en er was geen sinterklaaspak meer te huur.  “Stom van ons... maar zou je dit jaar dan de Kerstman willen zijn?” Ik: “Ammenooitniet! Ik heb niks met dat Amerikaanse, commerciële wanproduct: Yo Ho, Yo Ho, Yo Hooooooo!” En zo verdween de buurtsint uit Wijk C.

Omdat de pieten altijd agenten waren van het politiebureau Paardenveld ben ik in die tijd ook een keer als Sinterklaas op het politiebureau geweest. Aan het eind van onze kindersinterklaas voorstelling in het buurthuis werden Sint en Piet door agenten ‘opgepakt’ en afgevoerd naar het bureau in een politiewagen met zwaailicht en sirene. De kinderen schrokken zich rot! Sommigen begonnen te huilen: Sinterklaas en Piet naar de gevangenis! 

Omringd door agenten werd we daar naar boven gebracht. Een agent wilde leuk zijn en stak een rotje af in het trapportaal. Door de enorme klap heeft een agent er een blijvende gehoorbeschadiging aan over gehouden. In de zaal met zo’n dertig tot veertig agenten hield ik een verhaaltje (voorbereid door het bureau) en een paar agenten moesten bij de sint komen. Eén agent kreeg een uniek cadeau. Hij deed het goed bij de ‘vrouwtjes’ en Sint had voor hem een condoom meegenomen met een belletje. “Zo kunnen ze je beter in de gaten houden!”

Een mooie en corona-creatieve sinterklaas!

Een onderonsje: wie gaat er in de zak?  (ca. 1990)