In vijf afleveringen probeert nieuws030.nl een antwoord te krijgen op de vraag of ongebreidelde groei van Utrecht een goede zaak is. Vandaag in deel 3 een gesprek met Leen Dorsman.

Louis Engelman - Historicus Leen Dorsman doet een gedachtenexperiment. ‘In 1848 had de rijksoverheid een tekort op de onderwijsbegroting dat net zo groot was als de totale kosten van de Universiteit Utrecht. Er werd toen overwogen de UU op te heffen, wat gelukkig niet is doorgegaan. Maar bedenk eens welke gevolgen dat zou hebben gehad. Toen al brachten de professoren en de paar honderd studenten aan de universiteit veel geld de stad in. Burgers leefden daarvan. Hospita’s, schoonmaaksters tot aan de verkopers van pijptabak toe.’

De geschiedenisprofessor aan de UU wil er mee aangeven hoe belangrijk de positie van een instituut als de universiteit voor een stad kan zijn. En zeker in de hedendaagse situatie met een studentenaantal van circa 70.000, de hogeschool meegerekend.

Zou je die wegdenken, dan heeft dit een grote impact op de economie van de stad. Met name in de horeca. Maar ook het culturele leven zou daar onder te lijden hebben, denkt hij. ‘Vooral het theaterleven en muziekinstellingen zoals Tivoli/Vredenburg’. Daarnaast zou – vreest hij - een deel van het debat dat nu onder meer wordt gevoerd in centra als De Kargadoor uit de stad verdwijnen.

Historicus Leen Dorsman. Foto: Louis Engelman

Dorsman vindt het daarom ingewikkeld om een antwoord te geven op de vraag of de verwachte snelle bevolkingstoename van Utrecht positief of negatief moet worden beoordeeld. Vanuit zijn specialisme – de rol van de universiteit in het stedelijk milieu – gelooft hij dat de groei van het aantal studenten Utrecht veel heeft gebracht. En hij juicht het daarbij toe dat niet alle faculteiten naar het Utrecht Science Park (Uithof) werden verplaatst.

‘Er zijn gelukkig nog enkele clusters in de binnenstad gebleven. Zo zit Rechten rond het Janskerkhof en Achter St Pieter, heeft Geesteswetenschappen een plek aan de Drift en is de Bibliotheek aan de Wittevrouwenstraat gebleven. Als je die zou wegdenken, dan gaat de omgeving daar een beetje dood. De levendigheid verdwijnt dan.’

De gevaren voor de stad liggen volgens hem op een ander vlak. Die betreffen de tweedeling in de samenleving, waarbij rijk en arm meer en meer van elkaar vervreemden. Nu was het in het verleden ook wel zo, vertelt hij, dat de professoren er niet voor kozen om in Wijk-C te gaan wonen. Die zochten hun heil aan de Oude en Nieuwegracht. ‘Maar ze leefden allemaal nog dicht bij elkaar binnen de singels. En veel van de inwoners van de armere wijken werkten voor het meer welgestelde deel.’

Aan die samenleving kwam in de vorige eeuw een eind toen de stad uit haar voegen barstte en er specifieke arbeiderswijken werden gebouwd als Zuilen en Wittevrouwen. Later gevolgd door de trek naar de nieuwbouw in Maarssenbroek en Nieuwegein. Dorsman: ‘De stad veranderde in sociaal opzicht. De ‘echte Utrechters’ trokken naar die plaatsen omdat ze er betaalbare en betere woningen konden vinden. En veel professoren verhuisden naar De Bilt en Zeist. Daardoor is de sociale diversiteit in de stad deels verloren gegaan.’

Op een andere manier ziet hij nu dezelfde ontwikkeling. ‘Door de schaarste op de woningmarkt zijn de huizenprijzen heel hoog geworden. Daardoor worden de mensen die zo’n woning niet kunnen bekostigen de stad uit gedreven. Er blijft dan een binnenstad over waar alleen rijkeren een plek kunnen vinden.’

Dorsman acht dat een verlies voor de stad. Hij constateert dat daardoor gemeenschappen uit elkaar worden geslagen, en noemt Sterrenwijk en Wijk-C als voorbeeld. ‘Die bewoners zijn de greep op hun eigen leven kwijtgeraakt. Ze hebben geen autonomie meer over hun bestaan, terwijl ze juist in een gemeenschap willen leven.’

Of dat helemaal kan worden vermeden, betwijfelt Dorsman. ‘Zeker nu niet, in deze tijd van globalisering en van neoliberale politiek. Men heeft ervoor gekozen zo min mogelijk in te grijpen in grote maatschappelijke processen. En eerlijk gezegd vind ik ook niet dat je iemand uit Deventer zou moeten verbieden om in Utrecht te komen wonen.’

Maar dat de gemeente beperkingen stelt aan de ontwikkelingen op de woningmarkt, acht hij logisch. ‘Ik vind het een goede zaak als er wordt opgetreden tegen de splitsing van woningen die daarna per deel duur worden verhuurd. En ik ben ook niet tegen een woonplicht voor huisjesmelkers. Waar het om gaat is dat je het wonen in de stad betaalbaar houdt, voor iedereen.’

Dat Utrecht haar nieuwbouw in een compacte vorm binnen de huidige gemeentegrens wil realiseren, vindt Dorsman wel te verdedigen. ‘Nog een polder opofferen? Dat is een lastige keuze, want er is al zo weinig natuur.’

Bovendien begrijpt hij heel goed dat jonge Utrechters zo dicht mogelijk bij de binnenstad willen wonen. ‘Maar dat betekent niet dat je in die nieuwe wijken geen voorzieningen op het gebied van vermaak en uitgaan zou moeten plannen. Juist plek geven aan eigen restaurants en eventueel een theater maakt zo’n nieuwbouwwijk minder onpersoonlijk. Nu is er toch al te veel geconcentreerd rondom de Oudegracht.’

(morgen: interview met stedenbouwkundige professor Maarten van Ham van de TU Delft)