DE VERGETEN BURENPLICHT – eindadvies van de Commissie van Wijzen 

Op 12 april 2021 heeft de – onafhankelijke – Commissie van Wijzen voor het wervengebied Utrecht (“de CvWW”) haar eindadvies uitgebracht aan haar opdrachtgevers: de raad en B&W van de gemeente Utrecht en eigenaren in het Utrechtse wervengebied. De titel van dit stuk is: “De vergeten burenplicht”. De opdracht was: het in kaart brengen van rechten en plichten van eigenaren van werfkelders en gemeente en het adviseren over mogelijke samenwerkingsvormen tussen hen.

Het eindadvies volgt op het conceptadvies van 1 maart 2021, waarop alle betrokkenen hebben kunnen reageren. Van deze gelegenheid hebben velen gebruikgemaakt. B&W hebben gereageerd met een brief van 24 maart 2021. De CvWW heeft de ingekomen reacties grondig bestudeerd. Het eindadvies wijkt in enkele opzichten – maar niet in de kern – af van de concepttekst. 

Evenals in het conceptadvies ziet de CvWW een gebrek aan vertrouwen van de eigenaren in de gemeente. Twee aspecten springen eruit: het te zware verkeer over de grachten en de afhoudende opstelling van de gemeente bij scheuren en lekkages. In wezen zijn er echter geen inhoudelijke belangentegenstellingen. Het behoud van het erfgoed en de zorg voor veiligheid en waterdichte kelders staan bij iedereen voorop. Het echte probleem is dat men deze parallelle belangen niet steeds als een gezamenlijk belang ziet. Er is een “vergeten burenplicht”. In de unieke situatie van het Utrechtse wervengebied is de gemeente aan drie zijden de “buur” van de eigenaren van de werfkelders: door de wegen, de werfmuren en de fundering. Schade aan de kelders tast ook het erfgoed aan en is daardoor een zorg mede voor de gemeente. De CvWW komt tot aanbevelingen over de eigendommen, de daarmee verbonden rechten en plichten en de beste wijze van samenwerken tussen gemeente en eigenaren. 

De eigendomsverhoudingen liggen als volgt. De gemeente is de eigenaar en beheerder van wegen, werven, werfmuren, kade-, wal- en kluismuren (met de fundamenten daarvan), bruggen en bomen. De werfkelders behoren toe aan de eigenaren van de daarmee verbonden grachtenpanden. “Losse” kelders (wees- en spookkelders) zijn eigendom van de gemeente. Uit dit alles vloeien rechten en plichten voort.

De gemeente moet te zwaar verkeer weren en zorgen voor een goede afvoer van hemelwater en zij moet haar eigendommen goed beheren en onderhouden. Deze zorgplichten zijn naast publiekrechtelijke taken “burenplichten” tegenover de eigenaren van de werfkelders. De eigenaren zijn verantwoordelijk voor goed onderhoud van hun werfkelders, maar schade door tekortschieten van de gemeente in háár taak komt voor rekening van de gemeente. Deze verantwoordelijkheden monden uit in “bewijsvermoedens”: bepaalde schades worden vermoed te zijn veroorzaakt door de gemeente, die mag bewijzen dat het in een concreet geval anders ligt.

Zo’n bewijsvermoeden is op zijn plaats bij scheurschade in werfkelders, bij lekkages en bij schade ontstaan na aanleg of herstel van leidingen. Het eindadvies maakt hierbij een uitzondering voor de eigenaren van kelders die in een eerdere hersteloperatie, in de jaren 1993-2002, niet hebben meegedaan. Toen hebben de eigenaren ongeveer 40% van de kosten van herstel en het waterdicht maken van hun kelders gedragen. Het is redelijk om dit percentage nu ook te laten gelden voor de panden die toen niet zijn hersteld. Dit is te zien als een spijtoptantenregeling. Er zijn ook bewijsvermoedens die uitgaan van verantwoordelijkheid van de eigenaar. Dit betreft onder meer schade aan het “binnenwerk”. Het gaat daarbij om niet-constructieve ingrepen aan de binnenkant van het gewelf. Ook hier bestaat de mogelijkheid van tegenbewijs; de eigenaar kan aannemelijk maken dat de binnenschade het gevolg is van omstandigheden waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. 

De CvWW plaatst de samenwerking in het kader van het nabuurschap. Als de gemeente in het besef van haar burenplicht haar zorgplicht nakomt, voorkomt dat veel schade én worden de eigenaren als vanzelf goed en tijdig geïnformeerd en waar mogelijk betrokken; in ruil is dan wel medewerking van de eigenaren noodzakelijk. Daarvoor is een andere juridische samenwerkingsvorm in het geheel niet nodig. Van hun kant zijn de eigenaren in de positie om tijdig meldingen aan de gemeente te doen. Maar dan moet de registratie op orde zijn en moet er een structuur zijn om snel tot actie over te gaan. De CvWW beveelt de herintroductie van een keldermeester aan; een vooruitgeschoven post van de gemeente, iemand die het gebied, de kelders en de mensen kent. 

Het noodzakelijke herstel van de werfkelders kan het beste plaatsvinden via een daarvoor op te richten stichting waarin eigenaren en gemeente, met een onafhankelijke voorzitter, samenwerken. De stichting kan met eigenaren overeenkomsten sluiten die zijn gericht op herstel. De eigenaren zijn vrij om daaraan mee te werken. Onderdeel van zo’n overeenkomst is de gelding van de eerder geschetste bewijsvermoedens.

De stichting wordt ondersteund door een permanent overlegorgaan van eigenaren en gemeente, dat geen eigen bevoegdheden heeft maar tijdig kan overleggen over problemen en oplossingen. En overigens moet er zo min mogelijk worden gejuridiseerd. Bij dreigende of onvermijdelijk gebleken geschillen zijn mediation en een laagdrempelige oplossing door bindend adviseurs gewenst. De CvWW doet ook daarvoor aanbevelingen. 

Een dergelijke samenwerking en structuur bieden ook de mogelijkheid om, op termijn, gebruik te maken van “koppelkansen” tussen opgaven voor onderhoud en beheer van het wervengebied en nieuwe doelstellingen voor mobiliteit, energietransitie en klimaatadaptatie. 

- definitieve advies van de Commissie van Wijzen Wervengebied Utrecht, april 2022