Als klein meisje aan mijn moeders hand door Hoog Catharijne, even het hondje van bloemenzaak Josy aaien. Langs mijn vaders speelgoedkraam op Achter Clarenburg, naar De Slegte voor een nieuw boek en naar MADO voor mijn eerste vulpen. Er is veel veranderd in het winkelaanbod sinds de jaren negentig; veel speciaalzaken van toen, bestaan niet meer. De overgebleven zaken, krijgen een podium in de wekelijkse rubriek Utrechtse Zaken.


Deze week, deel 10, Hoedenzaak Jos van Dijck

Door Zita Eijzenbach - In 1923 opent mevrouw Abelmann de vijfde hoedenzaak in de Utrechtse Bakkerstraat. Ze vernoemt de winkel naar haar man Jos van Dijck omdat ze verwacht dat haar eigen Duitse achternaam de zaak in de oorlogsjaren geen goed zal doen. Jaren later neemt haar dochter de winkel over, waarna Frank Baldi (1966) de winkel weer van zijn moeder overneemt in 2001.

Gesorteerd op kleur, maker en model vullen honderden hoofddeksels de kleine winkel van onder tot boven. Van hoge herenhoeden en nette hoedjes voor dames, tot wollen mutsen en baseballcaps.

Veel van de hoeden komen uit Engeland, Frankrijk, Duitsland en Italië, maar ook Nederlandse designers en producties van eigen hand staan op de plank. De fascionators (haarversieringen) van eenvoudig zwart of wit, tot ingewikkelde constructies met felle kleuren en veren maakte Baldi allemaal zelf.

Baldi: “Ze zijn bekend geworden door de dames bij de paardenraces van het Engelse Ascot en tegenwoordig worden de fascinators ook hier in Nederland gedragen bij netwerkborrels, chiquere feestjes en natuurlijk tijdens Prinsjesdag. De trend waait van de sterren over op het gewone volk.”

“Toen Pharrell Williams een schipperspetje droeg tijdens de VMA (Video Music Awards van muziekzender MTV red.), kwam er direct een run op hetzelfde model. Gelukkig had ik ze klaar liggen. Ook Eloi Youssef, de zanger van Kensington, Giovanni Vreede (hiphop en freestyle danser red.) en zangeres Rikki van de band Rondé kopen hier hun hoofddeksels. Zij zijn echte trendsetters voor een hip jonger publiek.”

Ook ouder en meer deftig publiek komt in de hoedenzaak van Baldi. Zij doen hun inspiratie op bij andere trendsetters. “Aardig wat Tweede Kamerleden, maar ook Yvon Jaspers en Marco van Basten zijn hier wel eens geweest. Koningin Máxima is nog niet geweest, maar ook zij zou hier wat kunnen vinden. Ze is een durfal; qua model draagt Máxima eigenlijk alles. De hoedjes die zij opzet, zijn in trek bij mijn kerkelijke klantenkring. Overigens is het me nog nooit gebeurd dat er voor een klant helemaal niets te vinden is. Of het daadwerkelijk ook gekocht wordt, is een tweede: Van Basten kocht niets tijdens zijn bezoek.” 

Hoofdzaken worden bijzaken
“De Italiaanse stad Monza leefde in de jaren twintig van de productie van een half miljoen hoeden per maand. Ook hier, in Nederland, was het destijds not done om zonder hoofddeksel de deur uit te gaan, maar tegenwoordig is het een accessoire, een mode-item. Of natuurlijk om de verdwenen isolatie van het hoofd te compenseren.”

Volgens Baldi leeft men tegenwoordig vooral binnenshuis en is een hoofddeksel in een moderne auto ook overbodig. “Zijn we wel buiten, dan is het maar voor korte tijd. De meeste locaties zijn overdekt en verwarmd, dus er is gewoon minder behoefte aan een hoofddeksel gekomen. Van de vijf zaken in 1923, zijn alleen wij nog overgebleven in de Bakkerstraat.”

Vader Franco werkt nog af en toe in de winkel. Foto: Zita Eijzenbach
Hoedenzaak Jos van Dijck over tien jaar
Baldi groeide op in de binnenstad. Het was een 'geweldige ervaring', maar wel miste hij het 'wijkgevoel' en andere kinderen om hem heen. Inmiddels woont hij met zijn twee zoons aan de rand van het centrum. Zij zijn regelmatig in de winkel te vinden, maar echt meehelpen is nog een 'te grote stap' voor de twee jonge jongens. 

“Als ze de zaak uiteindelijk willen overnemen, moet dat hun eigen keuze zijn. Mij is het destijds niet opgedragen om in de winkel te werken, maar een geheel eigen keuze is het ook niet geweest. Ik ben er in zekere zin in meegegaan en was op mijn veertiende al aan het werk. Een hoedenopleiding heb ik nooit gehad: ik heb alles van mijn ouders en grootouders geleerd. Had ik alles opnieuw mogen doen, dan was ik waarschijnlijk leraar op een basisschool geworden.”

“Ik heb plezier in mijn vak en ik denk er niet aan om iets anders te gaan doen. Er gebeurt hier zo veel moois; iedere klant is anders, zoals een klant met het syndroom van Gilles de la Tourette, die op minder goede dagen staat te vloeken en te tieren of twee broers uit Brabant die met een dusdanig volume praten, dat de hele straat weet dat ze er zijn.”

“Mijn ouders werken nog af en toe in de winkel en soms zorgt mijn Italiaanse vader voor een dolletje met een verspreking. Laatst zei hij stellig tegen een klant: ‘Deze hoed heeft alle kleuren van de pijl en boog’. Ja, als je een dag in de winkel staat, hoef je niet meer naar het theater!”