Onno Kosters, gildemeester van het Utrechts Stadsdichtersgilde, droeg bij de installatie van de nieuwe gemeenteraad het volgende gedicht voor:

Stad vol stemmen
           

De afgelopen maand 
was ik een vreemde in de stad.
Ik wandelde en luisterde,
hoorde de taal die ieder sprak,
de taal die al wie stem heeft kent.

                 

Niemand die me lopen zag,
maar ik zag iedereen: 
de vuilnisman, de leraar,
de zwerver, de student
en onze burgemeester
die in een wit bestelbusje 
mobiel zijn stem uitbrengt;
de dominee, de dichter,
de hipster, de imam, zag ik,
de manager, de ambtenaar,
de vluchteling, de makelaar,
en allen zwart en wit 
en vrouw en man,
en allen en geboren hier 
en in een ander land.
En hoe verschillend ook het dialect,
de woordkeus, het accent,
hoe afwijkend ook hun spreken 
en hoe rijmend ook hun zwijgen,
ze bezigden dezelfde taal, 
de taal die al wie stem heeft kent.

                      

En zo ontstond geleidelijk
een fluistergalerij: tien wijken,
34 subwijken, 111 buurten,
194 subbuurten in samenspraak:
een kleurrijk stemmenstelsel dat 
de vlaggen aan de Domtoren
licht en lucht en vleugels gaf
en mij vandaag de opdracht
hun stemadvies te laten horen:
‘Laat weten dat wij tellen,
nu de stemmen zijn geteld
en verdeeld in twaalf partijen.
Vraag de raad een taal te spreken
die al wie stem heeft kent.

                     

De taal van een gemeenteraad 
die pal voor de gemeenschap staat.'