Diverse horecazaken in Utrecht vinden dat er sprake is van valse concurrentie door culturele instellingen die, draaiend op overheidssteun, steeds meer op de commerciële toer gaan. Vincent Oldenborg vindt dat de horeca inderdaad gelijk heeft met de klacht.

Onder druk van de drastische bezuinigingen op cultuur tijdens het regime van staatssecretaris Halbe Zijlstra, enige jaren geleden, kwam de term 'cultureel ondernemer' in zwang. 

Culturele instellingen dienden zich niet langer beperken tot kunsten vertonen en blij, glimlachend, subsidie ontvangen. Neen, ze moesten zich gaan gedragen als echte ondernemers. 

Met andere woorden: er moest zelf geld verdiend worden in al die culturele bolwerken en dan niet alleen met het verkopen van kaartjes voor een voorstelling of een tentoonstelling. 

De vraag was natuurlijk: Hoe doe je dat? Sponsoring en crowdfunding zijn zo langzamerhand begrippen die gemeengoed geworden zijn voor makers van kunsten. 

Voor de beheerders van podia, zoals Tivoli/Vredenburg, Kikker, Stadsschouwburg, RASA, Ekko en Castellum Hoge Woerd, kwam er een factor bij. Naast hun taak als programmeurs van het culturele aanbod, moesten ze ook de panden die ze huren beter zien te vullen. Panden die traditioneel heel inefficient gebruikt werden. 

Toen in 2002 de Stadsschouwburg met het plan kwam om het zieltogende Esplanade op haar eerste verdieping om te toveren in café-restaurant Zindering, vonden er in de Utrechtse raad nog felle discussies plaats over de broodroof die de gemeente hier zou plegen (De stadsschouwburg was toen nog een gemeentelijke dienst) ten opzichte van de horeca-ondernemers in de omgeving. 

Inmiddels is de Utrechtse politiek zo ver dat ze de gesubsidieerde culturele instellingen vooral aanmoedigt om zoveel mogelijk eigen geld binnen te halen met activiteiten die in feite niets te maken hebben met hun hoofddoelstelling, namelijk het vertonen van cultuur. Maximaliseren van horeca-opbrengsten en zaalverhuur is het devies. 

Dat deze gesubsidieerde instellingen daarmee vol enthousiasme de commercïele ondernemers voor de voeten lopen, is blijkbaar niet langer interessant. 

Met name op het gebied van zaalverhuur, horeca en seats-to-meat-achtige constructies roeren de culturele instellingen zich danig. 

Hier is duidelijk sprake van oneerlijke concurrentie. Waar immers een “gewone” ondernemer opdraait voor alle kosten, krijgt een gesubsidieerde instelling een deel van de kosten vergoed uit gemeenschapsgeld en kan dus aantrekkelijker prijzen bieden. 

Bovendien is het nog maar de vraag of alle activiteiten die een aantal gesubsidieerde instellingen aanbieden, passen binnen de voorwaarden waaraan zij volgens het bestemmingsplan moeten voldoen. 

Een mooi voorbeeld betreft de horecafunctie. Voor de meeste gesubsidieerde podia geldt dat ze volgens het bestemmingsplan zogenaamde “aanvullende horeca” mogen hebben. Dat betekent dat ze tijdens en rond voorstellingen drank en hapjes mogen verkopen. 

In het horecakader staat letterlijk: Wanneer er sprake is van zelfstandige toegankelijkheid of van uitoefening los van de hoofdfunctie is er geen directe relatie meer met de hoofdfunctie, maar gaat het om zelfstandige horeca-activiteiten. 

Zodra die podia dus hun café of foyer overdag openstellen voor passanten, die er lekker warm en onder het genot van een drankje met hun laptop kunnen komen werken of hun vriendjes ontmoeten, handelen ze in strijd met het bestemmingsplan en dan zou de gemeente moeten ingrijpen. Het is immers de plicht van de gemeente om haar eigen regelgeving te handhaven. Vooralsnog wordt daar weinig van gezien.

Dat verschillende culturele en niet-culturele ondernemers, die al jaren ongesubsidieerd het hoofd boven water proberen te houden, zich roeren tegen de oneerlijke concurrentie die ze ervaren, is logisch. 

Zeker sinds het “Besluit Markt en overheid”, waarin de opdracht besloten ligt om oneerlijke concurrentie door toedoen van de overheid tegen te gaan, mag je van het politiek bestuur van de stad verwachten dat ze alert en zorgvuldig reageert op klachten van ondernemers op het gebied van oneerlijke concurrentie.

Vincent Oldenborg - Politiek commentator Nieuws030