'Veel plannen, weinig uitvoering'. Onder die prikkelende titel kwam er maandag een rapport uit, waarin een groep Utrechtse kunstenaars zich afvraagt wat de politiek voor lessen heeft getrokken uit het verlies van de race om de titel Culturele Hoofdstad van Europa in 2018.

De stelling dat de politiek het verlies niet zou hebben geëvalueerd is volgens mij niet helemaal juist. Er is wel degelijk in de gemeenteraad en in diverse commissies gesproken over het hoe en waarom van deze gevoelige tik op de neus, maar niet in de zin van barbertje moet hangen.

Op zich is dat ook niet zo vreemd. De toenmalige coalitie had eind 2012 geen enkele behoefte om wethouder Lintmeijer en burgemeester Wolfsen aan een paal te nagelen en een deel van de oppositie was er helemaal niet rouwig om dat het niet doorging.

Wethouder Lintmeijer in 2012 bij presentatie bidbook. Foto: Ton van den Berg

Bovendien was de overheersende mening dat het verlies voornamelijk te danken was aan het ontbreken van een goede reden waarom nu juist Utrecht in de race was. Het ging hier toch allemaal prima.

Net zoals in het verleden, zoals bijvoorbeeld bij de keuze van Lille en Liverpool, zag de jury meer in een regio die cultureel wel een opkikker kon gebruiken en dus werd het Leeuwarden.

Het gepresenteerde programma had de toets der kritiek ruimschoots doorstaan. Je zou dus kunnen zeggen dat het rapport van maandag, wel erg mosterd na de maaltijd is. Maar dat zou niet terecht zijn. Want de kritiek: Veel plannen en weinig uitvoering, kun je zonder probleem vertalen in het dringende verzoek: 'Niet lullen maar poetsen' aan de Utrechtse politiek.

Je kunt heel veel kritiek hebben op het proces waarlangs het bidbook tot stand gekomen is, en je kunt ook best kritiek hebben op vorm en inhoud van het uiteindelijke bidbook. Dat alles neemt niet weg dat bij de presentatie van het boekwerk, medio 2012, bleek, dat we er eindelijk in geslaagd waren om de hele culturele sector in de stad bij elkaar te krijgen en zelfs enthousiast te maken voor een gezamenlijk doel.

Er was een massa potentiele energie aanwezig en de dragers van die energie stonden te popelen om de plannen om te zetten in daden. Voor de realisatie van die plannen, zou de Culturele Hoofdstad een mooie aanjager zijn geweest, maar ook niet meer dan dat.

Het gepresenteerde programma was en is feitelijk de blauwdruk voor de culturele ontwikkeling van de stad en verdient het dus om uitgevoerd te worden. Dat die gezamenlijkheid en die energie thans heel snel aan het vervliegen is, vind ik een heel belangrijke waarschuwing aan de Utrechtse politiek en daarom verdient het rapport de onverdeelde aandacht van de wethouder en de raad.

Ook langs andere wegen is inmiddels duidelijk geworden dat het, ondanks de financiele kaalslag door Den Haag en de provincie Utrecht, heel redelijk gaat met de diverse culturele ondernemers in Utrecht. Wat tot nu toe gemist wordt, is een wethouder van cultuur die zorgt dat de regie gepakt wordt, zodat de samenwerking binnen het hele culturele veld, die er tijdens het bidbook was, blijft bestaan en wordt uitgebreid.

Vroeger konden we die taak wegzetten bij de directeuren van gemeentelijke diensten zoals Henk Scholten van de Stadsschouwburg of Mathieu Heinrichs van Vredenburg. Hun opvolgers moeten, sinds die diensten verzelfstandigd zijn, al hun energie stoppen in het draaien van hun bedrijf, dus die zullen weinig tijd hebben om klusjes voor de wethouder op te knappen.

Tijd dus om op zoek te gaan naar een nieuwe regisseur die er voor zorgt dat plannen ook ergens toe leiden. Kom op raad, poetsen! 

Vincent Oldenborg

(oud-raadslid Leefbaar Utrecht)