Door Vincent Oldenborg - In het rapport “Hulp bij maatwerk” doet de Utrechtse Rekenkamer verslag van haar onderzoek naar de uitvoering van het gemeentelijk beleid op het terrein van de hulp bij het huishouden in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). 

Sinds 1 januari 2015 wordt deze voorziening volledig onder verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgevoerd. 

Al eerder waren er signalen dat er het nodige mis ging bij de uitvoering van het beleid. Zo werd de gemeente in meerdere zaken op de vingers getikt door de rechter. 

Reden voor de Rekenkamer om een gedegen onderzoek te doen naar de uitwerking van het Utrechtse beleid, dat overigens al in 2013 en 2014 door het vorige college en onder verantwoordelijkheid van PvdA-wethouder Hans Spigt in de steigers is gezet.

Een belangrijke conclusie die uit het onderzoek naar voren komt, betreft het gebrek aan maatwerk in de toewijzing van de hulp. Dit maatwerk is een belangrijk en voorgeschreven element in de wet, maar daar blijkt in de praktijk weinig van terecht te komen. 

De keukentafelgesprekken, een belangrijk element in de discussies met de vorige gemeenteraad, waarbij degene die een aanvraag of een herindicatie moet beoordelen, zich bij de aanvrager thuis op de hoogte stelt van de persoonlijke woon- en leefomstandigheden van de aanvrager/ster, hebben nauwelijks plaatsgevonden. Meestal heeft men zich beperkt tot een telefoontje of dossieronderzoek. 

De gemeente Utrecht heeft er voor gekozen om bijna 80% van de aanvragers op 90 minuten hulp per week te zetten zonder rekening te houden met de grote individuele verschillen tussen de aanvragers. 

De keuze om onder druk van de publiciteit en gerechtelijke uitspraken in 2016 de hulp te verruimen met 30 minuten per week gaat volgens de rekenkamer opnieuw voorbij aan de noodzaak tot maatwerk.

Naast het gebrek aan maatwerk heeft de rekenkamer ook stevige kritiek op het feit dat de gemeente Utrecht aanmerkelijk meer heeft bezuinigd dan noodzakelijk was. 

Bovendien wordt van de begrote bedragen, door de wijze waarop het gemeentelijk beleid wordt uitgevoerd, een aanzienlijk deel niet uitgegeven aan de doelgroep. 

Ook meent de Rekenkamer dat de gemeente meer inzet moet tonen waar het de bewaking van de kwaliteit van de geleverde zorg betreft. 

Er worden wel afspraken gemaakt met de zorgverleners over kwaliteitsbewaking en klanttevredenheidsonderzoeken maar van feitelijke gemeentelijke controle is tot op heden geen sprake geweest.

Overigens blijkt uit het rapport ook dat ongeveer vijftig procent van ontvangers tevreden is met het aantal beschikbaar gestelde uren en goed uit de voeten kan met informatievoorziening.

In zijn reactie onderschrijft het college van burgemeester en wethouders de conclusies op hoofdlijnen en laat zich in het algemeen positief uit over de meeste aanbevelingen maar wordt niet erg concreet waar het de aanpak betreft. 

Vandaar het verzoek van de Rekenkamer in haar naschrift aan de gemeenteraad om het college te dwingen tot heldere afspraken over de uitvoering van de noodzakelijke verbeteringen.