De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 96.

Louis Engelman - ‘Het is voor de binnenstad belangrijk dat de woonfunctie wordt behouden.’ Die hartenkreet komt van Bert Maes, ecoloog en lid van de Werkgroep Herstel Leefbaarheid Oude Stadswijken. Zelf woont hij in een middeleeuws huis Achter Clarenburg. Maes ziet dat het wonen in het centrum van Utrecht ‘enorm onder druk’ is komen te staan. ‘De huizen worden te duur om te kopen en dat proces wordt versneld door de oprukkende horeca.’

Hij wil de gemeente daarom graag waarschuwen. ‘Pas op! Vergeet niet het belang van het wonen, want dit houdt de leefbaarheid van de stad in stand. Juist de mogelijkheid te hebben om uit de diversiteit van woningen in de binnenstad te kunnen kiezen maakt de situatie aangenaam. Dan verlies je de sociale controle niet. De gemeente moet dat leren waarderen. Nu is er geen duidelijk beleid voor het behoud van de woonfunctie in het centrum. Terwijl wonen in zo’n oud huis als dit fantastisch is.’

Oud-PvdA-raadslid Hans Versnel trekt het nog wat breder. Het demografische verschil tussen het oosten en het westen van de stad zint hem helemaal niet. ‘Er is een duidelijke tweedeling te zien. En ik vind het eigenlijk wel heel teleurstellend dat de PvdA, die sinds de oorlog bijna steeds in Utrecht aan het bewind is geweest, aan die ontwikkeling heeft meegewerkt. Die gespletenheid is ons gewoon ontgaan. Maar ik vind wel dat dit moet worden hersteld.’

Volgens Versnel moet het stadsbestuur een volkshuisvestingsbeleid voeren waarin iedereen een kans heeft. ‘Dat gebeurt nu niet. Je ziet het ook weer bij dat project van de Veemarkt, in zogenaamd particulier ondernemerschap. Maar wel alleen voor mensen met hoge inkomens. Op die manier ga je elitewijken creëren. Je zult toch ook een impuls moeten geven voor de mensen die dergelijke hoge prijzen niet kunnen betalen.’

Wonen in de binnenstad, zoals hier aan de Lange Nieuwstraat, is maar voor weinigen weggelegd. Foto: Nieuws030

Kees van Oosten, stadssocioloog en kritisch beoordelaar van het gemeentelijke beleid, kan juist daarover uit z’n vel springen. ‘In 1996 had je in Utrecht nog 47 procent sociale woningbouw’, zegt hij. ‘Maar dat vonden ze toen te veel. Het moest terug naar 30 procent. Want ze wilden een draagkrachtige burgerij. Er waren te veel sloebers.’

Dat werd een lucratief beleid, aldus Van Oosten, vooral voor de woningcorporaties. ‘Die mochten zich opeens als projectontwikkelaar gaan gedragen. Maar ook voor de gemeente was het winstgevend. De grond onder de sociale bouw leverde te weinig op. Met koopwoningen op erfpacht loop je binnen.’

De bijkomende filosofie was, zegt hij, dat je de wijken moest mengen. ‘De weinig verdienenden moesten in aantal worden teruggebracht en worden vervangen door een meer draagkrachtige bevolking. Bijkomend effect zou zijn dat de criminaliteit zou afnemen, waarmee arme mensen meteen ook voor crimineel werden versleten.’

Dit beleid is sinds 2011 volgens Van Oosten planmatig doorgevoerd. ‘Dat is zichtbaar in wijken als Ondiep en Zuilen. Arme mensen worden afgeschoven naar Leidsche Rijn. Daar werden de compenserende sociale huurwoningen gebouwd voor deze weggesaneerde bevolking. Alles verpakt in het verhaal dat het goed is om arm en rijk te mengen.’

Of de stad er daardoor mooier op is geworden is volgens hem een kwestie van perceptie. ‘In Ondiep is bijvoorbeeld ‘het kleine wijk’ verdwenen, inclusief de oorspronkelijke bewoners. Nu wonen er artsen en advocaten.’

Niemand zal ontkennen, aldus Van Oosten, dat de nieuwe woningen van een kwalitatief beter niveau zijn. ‘Maar wat wordt vergeten is dat opknappen ook een mogelijkheid was. Dan zou je nog wat terugzien van de historie van de stad. Op veel plekken is die nu verdwenen. Mensen vinden dat vervelend. Zij zijn daarmee beroofd van een stuk van hun jeugd.’

Volgende deel: Wonen in een gezonde duurzame stad