De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 86.

Louis Engelman - Zorgelijk is dat lang niet iedereen meeprofiteert van de welvaart. Er is een groep die achterblijft. Want ondanks de betere economische vooruitzichten voor de stad is het aantal mensen in Utrecht zonder werk onverminderd hoog.

Halverwege 2014 ontvingen ruim 33.000 stadgenoten een uitkering voor werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of bijstand. Een stijging van bijna 3 procent ten opzicht van het jaar daarvoor. Het aantal jongeren met een Wajonguitkering beliep bijna vierduizend.

Het afgelopen jaar hebben 7.645 Utrechters Individuele Inkomenstoeslag aangevraagd. Om hiervoor in aanmerking te komen moet iemand langdurig een laag inkomen hebben en geen ‘in aanmerking te nemen vermogen’. Ook moet iemand geen zicht hebben op verbetering van de inkomenspositie.

De armoede neemt in Utrecht eerder toe dan af. Het aantal bijstandsuitkeringen groeide door naar ruim 10.000. Van de inwoners moet 13 procent (18.000 huishoudens) rondkomen van een inkomen rond het wettelijk sociaal minimum. In 2008 was dat nog 8,5 procent. Voor sommigen blijft er, nadat de schuldeisers langs zijn geweest, zo weinig over dat basisbehoeften niet kunnen worden vervuld. Veel gezinnen komen elke maand honderden euro’s te kort.

Voor een deel komt Utrecht haar inwoners met een laag inkomen tegemoet. Zo kunnen zij gebruik maken van een Collectieve Zorgverzekering voor Minima. De stad werkt daarin samen met Zilveren Kruis Achmea. Inwoners met een U-pas kunnen er aan deelnemen. Dat zijn mensen met een inkomen van 125% van het sociaal minimum.

Zij kunnen kiezen uit 3 pakketten, afhankelijk van de zorgbehoefte. De gemeente betaalt mee aan de premie van de twee meest aanvullende pakketten. De zorgverzekeraar verleent een korting op de basisverzekering. Zo’n 19.500 Utrechters maken gebruik van deze verzekering (13.500 volwassenen, 6.000 kinderen).

Toch stelt de Volksgezondheidsmonitor Utrecht dat 24 procent van de volwassenen in de stad moeite heeft rond te komen. Zij maken schulden of moeten hun spaargeld aanspreken. Onder de laagopgeleiden is dat percentage aanzienlijk hoger: 58 procent. Overvecht is de wijk waarin de meeste mensen wonen die problemen hebben maandelijks de eindjes aan elkaar te knopen.

Het gevolg is dat één op de tien kinderen in Utrecht – dat zijn er circa 6.400 – in armoede opgroeit. Het betekent ook dat een kwart van de bevolking in 2015 niet op vakantie is gegaan. Vooral mensen die minder dan modaal (1750 netto per maand) verdienen bleven massaal thuis.

De huishoudens met een laag inkomen die wel op vakantie gingen, deden dat hooguit een weekje. De hogere inkomens trokken er doorgaans twee tot drie weken op uit. Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) uit Utrecht heeft dat onderzocht.

In zijn column ‘Grimlachjes’ op de website DUIC besteedde stadsgeograaf Roland Goetgeluk aandacht aan een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Delftse hoogleraar Maarten van Ham (opgegroeid in Overvecht). Zij toonden aan dat de Nederlandse stedelijke samenleving verdeeld raakt. Het verschil naar inkomen, opleiding en woongenot neemt toe. Delft waarschuwde: te grote verschillen levert sociale onrust op en onrust tast de concurrentiekracht aan.

Amsterdam en Rotterdam reageerden onmiddellijk, constateerde Goetgeluk. In Utrecht bleef het tot zijn verrassing ‘tergend stil’. ‘Wie van de politieke partijen nodigt Van Ham uit?’, vroeg hij.

Roland Goetgeluk.

Van Ham en collega’s onderzochten in 13 grote Europese steden hoe het zit met de ‘sociaaleconomische segregatie’: de ontmenging dus. Goetgeluk: ‘Rijken wonen steeds meer bij rijken en armen steeds meer bij armen. Ze waarschuwden dat er grenzen bereikt worden aan wat een stedelijke samenleving vermag. In absolute zin zijn er nu eenmaal meer armen dan rijken. Als er sociale onrust ontstaat is dat niet zo handig.’

De studie van het CBS kwam volgens Goetgeluk met vergelijkbare uitkomsten. ‘Zonder redelijke opleiding en diploma’s zijn ouders en kinderen kansarm op alle terreinen: scholing, werk, inkomen, wonen, partner, gezondheid en ga zo maar door. De ooit zo normale sociale stijging is nu steeds meer weggelegd voor steeds minder mensen. Lager opgeleiden missen vast werk door de crisis, maar vooral door de verandering van de arbeidsmarkt. Kennis telt, zo stelt Den Haag correct. Maar vertellen is nog geen daad stellen. Deze groep zonder vrolijke vooruitzichten groeit rap.’

Volgende deel: Niet iedereen voelt zich ‘volwaardig burger’