De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 8.

Louis Engelman - De demping van de singels inclusief de Bemuurde Weerd, de aanleg van verkeerswegen die de middeleeuwse structuur van de stad onherstelbaar zouden aantasten, liet Utrecht dat zomaar gebeuren?. Nee natuurlijk. Bij zulke ingrijpende plannen was het niet verwonderlijk dat er verzet groeide.

Wat ik persoonlijk leuk vind is dat een familielid, de Utrechtse dichter/journalist Jan Engelman (1900-1972), aan het eind van de jaren vijftig voorop ging in de strijd tegen de singeldemping. De ideeën van Feuchtinger waren hem een gruwel. Al in 1957 schreef hij daarover een verhaal in De Groene Amsterdammer.

Jan Engelman. Foto: Het Utrechts Archief

Jan richtte in 1958 in het gebouw van het Genootschap Kunstliefde, waarvan hij voorzitter was, het comité ‘Binnenstad en Singels’ op onder het motto ‘Dempers zijn Dompers’ (naar een gedicht van J.C. Bloem). Op zijn bekende welsprekende licht geaffecteerde wijze gaf hij er lucht aan zijn woede tegen ‘de koevoet en het urbanisme’, voor hem de symbolen van de sloopplannen van burgemeester De Ranitz en het toenmalige college.

De bezwaren van het comité richtten zich vooral op het toelaten van het gemotoriseerde verkeer in de stad, waarvoor grote doorbraken noodzakelijk waren. Men vond dat het karakter van de oude middeleeuwse binnenstad niet zo onbeschaamd mocht worden aangetast. In plaats daarvan bepleitten zij een ringweg aan de buitenrand van de stad. De groep huldigde het standpunt dat de auto zich aan de stad moest aanpassen en niet andersom. Wel zou er ruimte moeten komen voor het openbaar vervoer in het stadsverkeer.

Maar niet alleen de kunstenaars kwamen in verzet. Ook de universitaire gemeenschap begon zich met de kwestie te bemoeien. Kort voor de behandeling in de raad demonstreerden enkele honderden studenten in december 1959 tegen de plannen. Het stadsbestuur kreeg een petitie aangeboden, mede ondertekend door 94 Utrechtse hoogleraren, waarin de weerzin tegen de demping duidelijk tot uiting werd gebracht.

Het comité ‘Binnenstad en Singels’ trachtte intussen de besluitvorming zoveel mogelijk te vertragen. Jan Engelman boorde al zijn contacten in Den Haag en bij de Dienst Monumentenzorg aan om te voorkomen dat er een onherstelbaar besluit zou worden genomen. Hij was er wat trots op dat die inspanningen tot resultaat leidden en de staatssecretaris van Onderwijs Kunsten en Wetenschappen, Ynso Scholten, op 10 december 1959 stelde dat de Stadsbuitengracht deel uitmaakte van de verdedigingswerken, de bolwerken en wallen die op de monumentenlijst stonden. Dat gegeven zou demping volgens hem in de weg staan.

Het tegenstribbelende college van b. en w. werd vervolgens acht dagen later overruled door de gemeenteraad. Die bepaalde dat een stedenbouwkundige een nieuwe visie moest opstellen voor de ontwikkeling van de oude stad. Dat werd toen het plan van ir. J.A. Kuiper, waarin alleen de Weerdsingel en een deel van de Catharijnesingel werden gedempt om plaats te maken voor een verkeersweg naar Hoog Catharijne. Dit HC-project, dat eind 1962 werd gelanceerd, zette de discussies over de toekomst van Utrecht sindsdien in een heel ander perspectief.

Maar was kou nu uit de lucht? Zeker niet. Want ook het plan Kuiper liet de rest van de stad nog lang niet ongemoeid. Ter vervanging van de ringweg hield hij vast aan het  ‘tangenten-systeem’, waardoor de sloop van delen van de 19e-eeuwse buurten noodzakelijk bleef. Dat betrof onder meer de Oosterstraat en omgeving en delen van Wittevrouwen en Buiten-Wittevrouwen.

De Oosterstraat in 1988. De huizen werden door de verkeersplannen ernstig bedreigd. Foto: Het Utrechts Archief

Ook wilde Kuiper een tweede oost-westroute door de stad realiseren. Behalve de lijn Leidseveertunnel-Viestraat-Janskerkhof-Nachtegaalstraat had hij de route Daalsetunnel-Waterstraat-Jacobikerkhof-Breedstraat-Biltstraat in gedachten.

Eigenlijk hebben we aan die voorstellen, en met name aan het latere verzet daartegen vanuit de wijken, een sterke bewonersparticipatie te danken. Tal van buurtcomités werden er opgericht om de wijken voor ingrijpende sloop te behoeden.

Pas in december 1975 keerde de rust in Utrecht terug toen een groot deel van de binnenstad met de overkant van de singels tot beschermd stadsgezicht werd uitgeroepen. Maar in 1980 moest de ‘puist’ in de Nobelstraat er toch nog wel aan geloven. Deze verkeershindernis werd alsnog gesloopt. Erlangs werden 31 wooneenheden gebouwd.

Het terugbrengen van water in de singel is door dichter/columnist Ingmar Heytze vorig jaar één van de drie stiekeme dromen van de Utrechters genoemd. De andere twee zijn het herstel van het middenschip van de Dom, in welke vorm dan ook, en de herbouw van het voormalige verzekeringsgebouw ‘De Utrecht’ dat net als de singel voor Hoog Catharijne moest wijken.

Heytze vindt de blijdschap over de terugkeer van het water nogal overdreven. Natuurlijk, zegt hij, was het doorzetten van het plan Feuchtinger waarin alle singels werden gedempt, een verschrikking geweest, maar hij noemt het ook een ramp om nu de stad in en uit te komen. Want de singels vormen daarvoor, aldus de columnist, een behoorlijke hindernis. Bedoelde hij dit ironisch? Ik veronderstel van wel.

Hoe dan ook neem ik zo maar aan dat veel Utrechters het met Heytze heel erg oneens zijn. Als je de terugkeer van het water in de singel de uitkomst van een droom noemt, dan was de betonnen bak voor deze monumentale stad een culturele nachtmerrie.

Volgende deel: Binnenstad Utrecht doodsaai

De Singeldemper, een protestschilderij van de Utrechtse kunstenaar William Kuik uit 1964. Illustratie: collectie Ton v/d Berg/John Noy