De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 63.

Louis Engelman - Kunstcriticus Jaap Röell ziet Utrecht vooral als ‘muziekstad’. ‘Dat is hier de meest prominente kunstvorm’, vindt hij. ‘Kijk maar eens hoeveel koren Utrecht telt. Dat zijn er zeker dertig tot veertig. En het meeste publiek op één avond wordt getrokken door het Smartlappenfestival. Daar heb ik overigens geen negatieve klank bij. Het is een symbolische muziekvorm, ontzettend toegankelijk.’

Op het terrein van de serieuze muziek betreurt hij het indertijd de subsidie werd gestopt voor het Utrechts Stedelijk Orkest (USO). ‘Dat was ellendig. Men was kennelijk niet in staat dat financieel vol te houden. Maar godzijdank is het Conservatorium nog in stand gebleven.’

Voor deze 140 jaar oude muziekopleiding ziet hij wel een rol weggelegd in TivoliVredenburg. ‘Het conservatorium laat zich daar nu veel te weinig zien. De studenten zouden elke dag een lunchconcert moeten verzorgen. Gratis. Helaas gebeurt dat niet. Waarom? Ik denk door schroom van de docenten.’

Een groot verlies voor Utrecht is volgens Jaap Röell het verdwijnen van de jaarlijkse Kunstmarkt. ‘Vijftig jaar heeft die gedraaid, van 1952 tot 2002. Dat was hét kunstpodium van Utrecht. Veertig jaar op het Janskerkhof en daarna nog tien jaar in de Janskerk.’

De markt was, aldus Röell, lange tijd de enige manier voor beeldende kunstenaars om hun werk direct aan het publiek aan te bieden. ‘Daar ontstond ook het onderlinge contact. Nu vindt je dat terug in de galerie- en atelierroutes.’
Dat er nu nieuwe pogingen worden ondernomen voor een kunstmarkt op het Janskerkhof verheugt hem. ‘En met veel betere tenten dan toen.’

Kunstmarkt in 1972 op het Janskerkhof. Burgemeester Van Tuyll wordt er rondgeleid. Foto: Het Utrechts Archief

Kunstcriticus en curator Peke Hofman oordeelde in januari vorig jaar in een column op deze site ook dat het culturele klimaat in Utrecht nog best wat mag worden verbeterd. Ondanks de vele toonaangevende festivals en het nieuwe prestigieuze muziekcentrum.

Hij constateerde dat Utrecht met name op het terrein van de beeldende kunsten kwalitatief tekort schiet. Zo werd het Centrum Beeldende Kunst wegbezuinigd, moest het Grafisch Atelier stoppen en legde het Museum voor Hedendaagse Kunst al langer geleden het loodje.

Vergeleken met andere grote steden heeft Utrecht volgens hem maar weinig kwalitatief goede galeries. Sommige zijn zelfs vanwege het slechte culturele klimaat in Utrecht naar elders vertrokken. Hofman: ‘Instellingen als BAK en Casco zijn zeker belangrijk voor de kunst, maar richten zich niet op het discours in Utrecht. Om kort door de bocht te formuleren: tussen de Academiegalerie (voor studenten of net afgestudeerden) en het Centraal Museum zit een gapend gat.’

Als het de ambitie van de gemeente Utrecht is om aantrekkelijk te zijn voor de grote groep jonge en oudere Utrechtse kunstenaars is Kunstliefde één van de instellingen die gekoesterd zou moeten worden, aldus Peke Hofman. Hij zegt daarom voor deze in 1807 opgerichte instelling een lans te willen breken. Hij stelt vast dat Kunstliefde vorig jaar zeer succesvol was met de tentoonstelling aan het Wolvenplein, die achtduizend bezoekers trok. Daarnaast is ook de Atelierroute Utrecht onverminderd populair.

Niettemin vindt Hofman dat er in het algemeen toch te weinig kansen worden geboden aan kunstenaars in deze stad. ‘Omdat beeldende kunst, net als de andere disciplines de zuurstof is voor de samenleving, lijkt het me dat enige ambitie geen kwaad zou kunnen’.

Volgende deel: Centrale ligging essentieel voor Utrechtse welvaart