De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 27.

Louis Engelman - De periode van de stadsvernieuwing heeft Utrecht veel gekost. Financieel raakte de stad aan de grond. Want de woningverbetering was er mede oorzaak van dat er hoge schulden werden opgebouwd. Het bestuur ziet daarom in 1990 geen andere mogelijkheid dan om bij het ministerie de status van ‘Artikel 12-gemeente’ aan te vragen, zodat het rijk de tekorten op de gemeentebegroting aanvult. Dat betekent wel dat de Utrecht financieel onder curatele wordt gesteld.

Op dat moment is James van Lidth de Jeude, PvdA-wethouder financiën en personeelszaken (1982 – 1994), verantwoordelijk voor de Utrechtse begroting. Hij vertelt dat hij de ellende al jaren van tevoren zag aankomen.

‘In mijn ‘maidenspeech’ als wethouder heb ik de raad voorgehouden dat we in een hoog tempo bezig waren naar een schuldenlast van 200 miljoen gulden toe te groeien. Daarvoor waren drie oorzaken. Ten eerste de bezuinigingen door het rijk (Bestek ’81), Ten tweede de stadsvernieuwing. Daarnaast was de verdeelsleutel voor de verdeling van het geld uit het gemeentefonds naar de gemeenten voor Utrecht zeer ongunstig. Met name de centrumfunctie, en de zwakke sociale structuur , waar in Utrecht ook sprake van was, werden onvoldoende “gehonoreerd”.’

Van Lidth: ‘Wethouder Jaap Zwart (huisvesting) en ambtenaar Guus Verduijn hadden de kosten voor de stadsvernieuwing al eens op een rijtje gezet. Daar kwam uit dat we per jaar 70 miljoen gulden nodig hadden, terwijl we maar 23 miljoen per jaar kregen van het rijk.’

James van Lith de Jeude, voormalig wethouder financiën. Foto: Nieuws030

Wat te doen? De stadsvernieuwing was, wist ook het college, voor Utrecht heel belangrijk. Het zorgde niet alleen voor verbetering van de Utrechtse woningvoorraad, het gaf ook veel werkgelegenheid.

James: ‘Op initiatief van de PvdA-fracties in de vier grote steden plus Groningen is toen een conferentie belegd waar uitkwam dat er eenmalig 500 miljoen gulden nodig was als impuls voor de stadsvernieuwing. Dat hebben we aan Joop den Uyl voorgelegd. Maar hij wees dat af omdat we naar zijn idee onvoldoende met concrete plannen kwamen.’

Omdat Utrecht onvermijdelijk op een groot begrotingstekort afstevende moest ze dus zelf maatregelen nemen. In 1983 werden die concreet. Van Lidth: ‘We hebben toen een bezuinigingsprogramma opgesteld waarmee we 20 miljoen gulden per jaar bespaarden. Voor een periode van zeven jaar omvatte dat 145 miljoen gulden. Waar dan tegenover stond dat we over die periode 40 miljoen gulden mochten uittrekken voor nieuw beleid. Zo werd er 105 miljoen gulden effectief bezuinigd.’

Maar het bleek uiteindelijk niet genoeg. In 1990 moest de wethouder constateren dat er geen redden meer aan was. ‘Er was al veel in het vlees gesneden. Het vet was eraf. Meer bezuinigen was onaanvaardbaar. Dus toen hebben we toch de Art. 12 status aangevraagd bij Binnenlandse Zaken en Financiën.’

Op de vraag of hij dat als een nederlaag heeft ervaren antwoordt Van Lidth de Jeude ontkennend. ‘Nee dat voelde niet zo. We hadden ons best gedaan, de tering naar de nering gezet. Buiten onze schuld waren we in de problemen geraakt, met name door het verwerpelijke bezuinigingsbeleid van het rijk. Dat had onterecht veel op de collectieve voorzieningen bezuinigd. Wij werden daar de dupe van. Zouden we gewoon zijn doorgegaan, dan zou er nog minder stadsvernieuwing mogelijk zijn geweest en zouden de lasten van de burger nog meer omhoog zijn gegaan.’

De oud-wethouder legt uit dat er bij een Artikel 12 status wordt gekeken of er structureel verstorende elementen zijn. Voor Utrecht waren dat de hoge rentelasten op de opgebouwde schulden. Slechts door een schuldsanering kon dit probleem worden opgelost. En zo gebeurde.

James: ‘Het rijk nam 180 miljoen gulden aan schulden over. Daar waren we gedeeltelijk mee geholpen. Daarnaast hebben we zelf het Gemeentelijk Energiebedrijf voor 200 miljoen gulden verkocht. En bovendien werd er iets gedaan aan de formule in de Financiële Verhoudingenwet. Daaruit krijg je een bedrag per inwoner en per woning. De verdeelsleutel was in mijn ogen niet eerlijk. Dat hebben we kunnen veranderen.’

Pas na de wijziging van de Financiële Verhoudingswet , waarbij de centrumfunctie en de zwakke sociale structuur wel werden gehonoreerd (in 1996) , wat Utrecht 45 miljoen structureel opleverde, kreeg de stad weer financiële ruimte.

De maatregelen bleken succesvol. Na drie jaar kon Utrecht de ‘Artikel 12 positie’ van zich afschudden. De provincie mocht het toezicht op de financiën weer overnemen. Maar nog steeds moest de stad zuinig opereren.

Van Lidth: ‘ Door de herindeling, waarbij Vleuten-De Meern aan Utrecht werd toegevoegd, groeiden de inkomsten  verder omdat er ruimte kwam voor nieuwbouw in Leidsche Rijn. Dat heeft geholpen.’

Volgende deel: Stadsvernieuwing schept ‘waardeverwachting’