De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 26.

Louis Engelman - Het eerste echte op moderne leest geschoeide stadsvernieuwingsproject in Utrecht werd in Ondiep gerealiseerd. Daar was de gemeente eigenaar van de woningen. Vanaf 1973 werd de verbetering ter hand genomen. Bewoners konden kiezen uit een aantal aanpassingen, zoals vergroting van de keuken, nieuw sanitair, een dakkapel en vergroting van de bad- en slaapkamers. Aan elke ingreep hing een huurprijskaartje. Daarom zijn niet overal dakkapellen aangebracht.

In andere gevallen werd tot sloop beslist. De Sterrenwijk (de 368 witte huizen, semipermanent gebouwd in 1919) kwam daarvoor medio jaren zeventig als eerste aan de beurt. Toen was al wel afgezien van de oostelijke invalsweg die dwars door de wijk heen zou lopen en aansluiten op de Albatrosbrug.

Het begrip ‘bouwen voor de buurt’ werd hier letterlijk gerealiseerd. Want niet alleen kregen de bewoners veel inspraak in de nieuwe wijk, ook was het de bedoeling dat ze er na de bouw terugkeerden. De nieuwe 295 huizen werden in 1976 opgeleverd.

Daarna volgden er ook sloop- en nieuwbouwprojecten aan de Adriaan van Bergenstraat, in de Bokkenbuurt, aan het Houtplein en in Tolsteeg.

Voorlichtingsbijeenkomst in oktober 1979 over de sanering van de Bokkenbuurt in Buurthuis ’t Bokkie. Midden wethouder Bransen met links van hem N. de Lange, wrnd-directeur van het huisvestingsbureau. Foto Guus van Deventer – Het Utrechts Archief)

Om de wijkverbetering beter te stroomlijnen wordt in 1979 de Projectorganisatie Nieuwbouw Stadsvernieuwing (PONS) opgericht. Als er ook projecten buiten de stadsvernieuwingsgebieden moeten worden aangepakt, werken gemeente, corporaties en bewonersorganisaties voortaan nauw samen om de juiste oplossingen te vinden. Dat ging overigens lang niet altijd in harmonie. Het wantrouwen jegens de gemeente was nog lang niet verdwenen.

In 1980 werd in de ‘Voorjaarsnota Stadsvernieuwing’ bepaald dat er per jaar 300 woningen zouden worden gesloopt om de achteruitgang van de oudere buurten een halt toe te roepen. Maar geldzorgen gooiden roet in het eten.

B. en w. kozen er daarom voor om de particuliere eigenaren meer achter de broek te zitten. In de ‘Raamnota particuliere woningverbetering’ werd een actief aanschrijvingsbeleid geïntroduceerd. Dit moest de eigenaren dwingen hun bezit goed te onderhouden. Maar die stonden niet te trappelen hieraan gehoor te geven.

Pas toen de gemeente besloot in om de wijken speciale bureaus te installeren, die de stadsvernieuwing actief moesten gaan begeleiden, kwam er meer schot in de zaak. Het eerste ‘wijkbureau’ werd in 1984 in Wittevrouwen in gebruik genomen. Dat werden er later vijf. Zij kwamen vanaf 1989 te vallen onder de Dienst Wijkbeheer en Stadsvernieuwing.

Volgende deel: Grote financiële problemen