De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 19.

Louis Engelman - Van de generatie jongeren, die nu ‘babyboomers’ worden genoemd, werd in die tijd niet meer verwacht dat ze al op hun 16e aan het werk zouden gaan. Meer en beter onderwijs was voor hen bereikbaar geworden. En Utrecht was een aantrekkelijke stad om te studeren.

De Universiteit Utrecht groeide daarom als kool en begon in de binnenstad uit haar voegen te barsten. Met name de faculteiten wis- en natuurkunde en diergeneeskunde kenden enorme ruimtenood. Zij vonden nieuwe mogelijkheden in De Uithof. Maar ook in andere faculteiten nam het aantal studenten zo explosief toe dat zij zich gedwongen zagen naar De Uithof te verhuizen.
De Faculteit Diergeneeskunde vertrok in 1985 uit de wijk Wittevrouwen. De universiteit verkocht de grond aan de gemeente, waarna op het terrein een intieme buurt ontstond, waarin zoveel mogelijk oorspronkelijke universiteitsgebouwen werden behouden. Theater De Paardenkathedraal is er een van de centrale punten.

Gebouw A-1 van de Faculteit Diergeneeskunde aan de Biltstraat in 1973. Foto: Het Utrechts Archief

Een misschien nog grotere impact had in 1989 de verhuizing van het Academisch Ziekenhuis naar de Uithof, waar het nieuwe UMC werd gerealiseerd. De vier belangrijkste AZU-gebouwen werden inclusief nieuwbouw er omheen omgevormd tot de wijk Hooch Boulandt en het Rechtbankkwartier.
Later verliet de universiteit in 1992 ook de gebouwen aan de Vondellaan, waaronder enkele laboratoria van de faculteit Scheikunde. Daar kwam onder meer het Vaktechnisch Lyceum van de Hogeschool Utrecht voor in de plaats.

Want dat was een tweede ontwikkeling. Het hoger beroepsonderwijs (HBO) groeide ook explosief in Utrecht. De School voor de Journalistiek vestigde zich in 1966 in de Palmstraat. In 1970 zag de HEAO (Hoger Economisch en Administratief Onderwijs) in Utrecht het levenslicht en werd de Stichting Opleiding Leraren (SOL) opgericht. Al die HBO-instellingen, met uitzondering van de Hogeschool voor de Kunsten (HKU), fuseerden in 1995 tot de Hogeschool Utrecht (HU). Het bestuur daarvan besloot vervolgens de opleidingen ook in De Uithof te concentreren. De HU telt inmiddels zo’n 40.000 studenten, waarmee het totaal aan studenten in Utrecht momenteel op circa 70.000 komt.

Dat die toename van het aantal studenten op allerlei gebied een stuwende kracht heeft gevormd voor Utrecht, daarvan is oud-rector magnificus (1986-1997) van de Universiteit Utrecht Hans van Ginkel overtuigd. Hij berekent dat de UU en de HU samen momenteel een budget hebben van ongeveer één miljard euro. Een groot deel daarvan wordt in de Utrechtse economie gepompt. Dat gebeurt onder meer door het neerzetten van nieuwe gebouwen en door de restauratie en renovatie van oudere panden.

Daarnaast kopen, huren, eten en drinken al die studenten voor een groot bedrag weg. Maar even belangrijk is – meent hij – het feit dat dit hoger opgeleide bevolkingsdeel, na het afstuderen, meer verdient en dus ook meer belasting betaalt. Plus dat er van hun kennis wordt geprofiteerd. Volgens Van Ginkel onderschat Utrecht nog steeds de betekenis van het hoger onderwijs voor de economie van de stad.

Volgende deel: Ruzies over woningbouw op Uithof