De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030. Vandaag deel 18.

Louis Engelman - Het is zonneklaar dat de toename van studenten in de stad van enorme invloed is geweest op de ontwikkeling van de welvaart. Dat is op allerlei gebied nu dagelijks zichtbaar. De stad is ‘verjongd’ en de circa 70.000 studenten van nu spenderen er onmiskenbaar meer dan vroeger. Ook zorgen ze voor meer dynamiek door het bezoek aan festivals en manifestaties.

Rond 1967 was dat beeld nog heel anders. Toen telde Utrecht slechts zevenduizend studenten. En zij drukten nog lang niet zo’n stempel op het leven in de stad. Enkel bij lustra werden er optochten en feesten gehouden.

Meer dan studenten manifesteerden zich in die tijd de jongeren (14-18 jaar). Net na de oorlog geboren bepaalden deze middelbare scholieren in de jaren zestig de sfeer in Utrecht. Meer dan hun ouders ooit deden lieten ze zich zien, ook in concurrentie met elkaar.

Je kon grofweg twee jeugdgroepen onderscheiden. De ‘Sjorsklanten’ en de ‘Vetkuiven’. Ieder met z’n eigen kenmerken. De hoger opgeleide Sjorsklanten lieten hun haar langer groeien, droegen parkajassen, meterslange sjaals (meestal door hun moeders gebreid) en reden op brommers van de merken Puch of Tomos.

De Puch.

De Vetkuiven of nozems, doorgaans lager opgeleid, identificeerden zich meer met Elvis Presley en coiffeerden zich naar diens model. Hun meisjes droegen het haar in opgestoken suikerspinnen. Vertegenwoordigers van deze groep scheurden met net iets meer snelheid en lawaai dan de Sjorsklanten op hun Zündapp- en Kreidlerbrommers door de wijken. Soms met een wapperende vossenstaart achter zich aan.

Nozems op hun brommers.

Een brommer was in ons gezin in die tijd niet haalbaar. Ik geef toe dat ik met enige jaloezie naar de jongens keek die op een Puch of Tomos naar de HBS sjeesden. Doorgaans kwamen die uit de rijkere milieus in Utrecht-oost of De Bilt/Bilthoven.

In die tijd was Espresso de ‘place to be’. Deze koffiebar onder Hotel Smits, waar nu de modewinkel WE zit, vormde het verzamelpunt van de middelbare schooljeugd. Vooral zaterdags, nadat de scholen waren uitgegaan, was een populair tijdstip.

Bij binnenkomst kreeg je een langwerpige kaart in de handen gedrukt waarop jouw consumpties werden afgetekend. Bij het weggaan controleerde een personeelslid dan hoeveel koffie of frisdrank je had besteld en hoeveel je dus moest betalen.

Maar al gauw hadden sommige jongeren in de gaten dat het niet zo moeilijk was om die kaarten te pikken. Dan rekenden ze één koffie af en verdonkeremaanden ze de andere kaart waarop hun hele vriendenkring had kunnen teren.

Voor de Sjorsklanten van 16 jaar of ouder was ook drinkwinkel De Tregter aan de Oudegracht op zaterdagmiddag een plek waar je niet weg kon blijven. De joviale ober Paul, met Indische roots, wist precies de juiste toon te treffen om de jongeren aan zich te binden. Wat de omzet uiteraard ten goede kwam. In de jaren daarna werd werfkeldercafé de Catacombe een populaire hotspot.

Volgende deel: Universiteit verhuist naar Uithof