De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030.

Louis Engelman - Rond 1985 schreef ik voor het Utrechts Nieuwsblad een verhaal over Utrecht. Ik vergeleek de stad toen met een vrouw. Een tikje stijf, behoorlijk op leeftijd, gekleed in een vale overjas en nogal naar binnen gekeerd. Nu ruim drie decennia later is dat beeld totaal veranderd. Zelf ben ik overduidelijk dertig jaar ouder geworden, maar die Utrechtse dame lijkt alleen maar jonger. Ze is rijk, bruisend, in de bloei van haar leven en ze geniet van elke dag.

Ik meet die indruk onder meer af aan het haast ontelbare aantal festivals dat jaarlijks in Utrecht wordt gehouden. Maar ook zie ik een stad in bloei als ik kijk naar de volle terrassen en de overvloed aan eethuisjes. En met plezier ervaar ik de dynamiek van de vele jonge inwoners. Het lijkt alsof zij de lente in Utrecht hebben teruggebracht, vol verwachting en levensvreugde.

De stad is economisch zichtbaar veel sterker dan vroeger. Ook wordt ze steeds aantrekkelijker gevonden door toeristen, die zich erover verbazen hoe haar middeleeuwse karakter samensmelt met de eisen van een moderne tijd.

Want naast een enorme culturele rijkdom aan opgeknapte singels, grachten en monumenten constateer ik dat Utrecht energiek bezig is zich te vernieuwen. Kijk maar naar de bouwlust in het Stationsgebied, in Leidsche Rijn en op het Science Park in De Uithof.

Nieuwbouw in het Stationsgebied. Foto: Nieuws030

Je zou er lyrisch van worden. En waarom ook niet, want die gereserveerde Utrechtse dame heeft zich tot een prachtige jonge vrouw ontwikkeld. Ze is blozend welvarend en richt haar blik op de toekomst.

Hoe anders was Utrecht vijftig jaar geleden. ’s Avonds na zes uur lag de Oudegracht er verlaten bij. Mos bedekte de werven, de kelderdeuren hingen vermolmd in hun hengsels en takken groeien uit de werfmuren. De Neude en het Vredenburg waren onaantrekkelijke parkeerplaatsen en auto’s wrongen zich tussen het winkelend publiek door op de Steenweg.

In de wijken om het centrum heen was de armoede van de gevels af te lezen. Vervallen huisjes in Wittevrouwen, in de Vogelenbuurt, Pijlsweerd, de Oosterbuurt, Zuilen en Lombok. Vaak nog zonder badkamer. Wie eens ‘gezellig’ op een terrasje wilde zitten was aangewezen op het deftige Noord Brabant op het Vredenburg of op Bloem’s terras aan de gracht onder het stadhuis. Veel meer was er niet.

De bestuurders van de stad hadden in die tijd hun eigen opvattingen over ‘vooruitgang’. Het economisch versterken van Utrecht betekende in die visie vooral vrij baan voor de auto. Zo hing er rond 1967 nog steeds de dreiging van ‘complete demping’ boven de singels. Waar het water stroomde zou een ‘moderne’ rondweg moeten komen om het centrum van de stad voor het verkeer toegankelijk te houden. Brede toegangswegen (tangenten) waren op de stadskaarten ingetekend om daar vanaf de buitengrens op aan te sluiten. Dwars door bestaande wijken, met grootscheepse sloop van woningen tot gevolg.

Gelukkig zijn die onzalige plannen voor een belangrijk deel niet verwezenlijkt. Jawel, een stuk singel werd gedempt. En de hele Stationsbuurt werd opgeofferd aan de bouw van Hoog Catharijne. Maar die sloop riep tegelijkertijd zoveel verzet op dat er in de stad een andere wind ging waaien. Weg met de afbraak, stop aan de auto, bescherming van de wijken en van het culturele erfgoed. Veel veranderde er sindsdien. Ten goede.

Utrecht is in mijn ogen in de afgelopen vijftig jaar een zeer welvarende stad geworden. Maar hoe is dat precies tot stand gekomen? Wie en wat hebben daaraan een bijdrage geleverd? En welke gevaren liggen er op de loer? In een persoonlijke zoektocht wil ik proberen antwoorden te vinden op deze vragen. Op deze website zal ik daar in de komende weken over berichten.

Behalve de vele gesprekken die ik heb gevoerd baseer ik mijn bevindingen op officiële documentatie, maar ook heb ik gebruik gemaakt van de vele publicaties van collega-journalisten. Ik dank hen daarvoor.

Volgende deel: ‘Stad met een bijzondere positie’