Schrijversplekken in Utrecht, rubriek van Willem Geijssen, nr. 7: Erich Wichman

Nachtegaalstraat 37. Foto: Willem Geijssen

Nachtegaalstraat 37 is het geboortehuis van Erich Wichmann (1890), die zijn familienaam vanaf 1910 altijd als Wichman bleef schrijven en met een korte i bleef uitspreken, uitwraak omdat zijn vader zijn studietoelage introk vanwege wangedrag op school.

Zijn vader was Arthur Wichmann, hoogleraar in de geologie en mineralogie, die aan de Utrechtse universiteit werkte. Zijn moeder, Johanna Zeise, was afkomstig uit een artistieke familie en zij schreef romans en gedichten in haar moedertaal, het Duits dus.

De gedenkplaat op het pand Nachtegaalstraat 37 is gewijd aan Clara Meijer-Wichmann, die vijf jaar ouder was dan haar broer en in 1885 in Hamburg was geboren. Zij werd vooral bekend als vrijdenker en juriste en zij drong in vele artikelen aan op radicale hervorming van het strafrecht. Ook was zij actief in onder andere de anarchistische arbeidersbeweging en de vrouwenbeweging, vooral door middel van publicaties.   

Brigittenstraat 17. Foto: Willem Geijssen

Erich Wichman was een zeer getalenteerd kunstenaar en schrijver en al vroeg in alle opzichten een buitenbeentje. Als leerling van het Christelijk Gymnasium werd hij weggestuurd vanwege onhandelbaarheid en op een kostschool geplaatst, eerst in Breukelen en daarna in Duitsland, maar door zijn ouders in 1907 ook alweer snel teruggehaald, want er was niks met hem te beginnen. Wel begon hij later nog een studie Kunstgeschiedenis, maar die mislukte omdat hij teveel met andere dingen bezig was.  

Hij raakte al snel bevriend met getalenteerde schrijvers als A. Roland Holst, J.C. Bloem, Hendrik Marsman en met kunstenaars als Jan en Charley Toorop. Ook was hij een graag geziene gast bij het Utrechts Studenten Corps.

Vanuit het latere ouderlijk huis aan de Brigittenstraat 17 zaaide hij schrik en ontsteltenis over Utrecht met zijn provocerende gedrag, zijn heftige scheldpartijen bij tal van gelegenheden en zijn ongeremd avantgardistisch werk, zoals ‘Het Verheerlijkt Utrecht’ uit het geschrift De Tang en het Varken (1914), waarin hij zijn stad bestempelt als een nachtmerrie van decadente overdaad:  

‘Op de Neude spuit een beeld der grote Diana van Ephesus, van gedreven koper, translucide geëmailleerd en geïncrusteerd met saffieren en cabochon en violette parels, uit vele borsten drie dagen en nachten achtereen de zwarte wijn van Falerno.’ (...)

Erich Wichman: Clown 1920 ( collectie Centraal Museum, Foto Willem Geijssen

Drank speelde een belangrijke rol in zijn leven en Wichman sprak laatdunkend over Nederlanders als ‘melkdrinkers’. Hij had lak aan protocol en geen vertrouwen in democratie of koningshuis. Een van de door hem vervaardigde maskers noemde hij `Z.M. Koning Drol'. Vroegere vrienden noemde hij ‘schijthuizen die zich door eigen kracht ontwikkeld hadden tot W.C.'s met mahoniehouten bril en waterspoeling' en meer dan eens riep hij te pas en te onpas: ‘Adspice nudatas, Barbara Terra, Nates!’ (`Aanschouw, barbaars land, mijn blote billen!').

Opdracht aan Mussolini ( collectie Centraal Museum, Foto: Willem Geijssen

Rond 1915 verliet hij het ouderlijk huis en verhuisde naar Amsterdam, waar hij met vrienden de Rapaille Partij oprichtte, die aan de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen van 1921 ging deelnemen. De bedoeling van de oprichters was om aan te tonen tot welke absurditeiten het democratisch bestel kon leiden, omdat het volk niet in staat was tot een verstandige keus. Je kon bij wijze van spreken iedereen laten kiezen en zij bewezen dat toen hun kandidaat, de zwerver “Had je me maar” overtuigend in de gemeenteraad werd gekozen, met belangrijke standpunten als: vrij vissen en jagen in het Vondelpark en elke dag een gratis borrel.

Had je me maar (uit filmpje Andere Tijden)

Net als veel andere kunstenaars en schrijvers in Nederland tussen 1920 en 1930 kreeg hij steeds meer belangstelling voor het fascisme in Italië en de leider van die beweging, Benito Mussolini.

Wichmans laatste levensjaar 1928 stond geheel in het teken van het fascisme. In december 1927 verscheen het eerste nummer van ‘De Bezem’, fascistisch weekblad voor Nederland. Wichman abonneerde zich erop en begon na korte tijd er ook voor te schrijven. In minder dan een jaar schreef hij bijna vijftig stukken, waarin hij meestal inging op actuele onderwerpen.

Erich Wichman met oprichters van het tijdschrift ‘De Bezem’

Eind november 1928 werd hij uitgenodigd voor een toespraak bij het studentencorps in Utrecht. Toen hij daar aankwam waren de studenten weg om bij de Vecht bij Breukelen zandzakken te stapelen, omdat er een overstroming dreigde. Wichman spoedde zich daar naartoe om te helpen, maar vergat zijn door drank en uitputting gesloopte lichaam. Hij liep een longontsteking op en stierf op 1 januari, vlak nadat hij op het nieuwe jaar had geklonken. Jan Engelman schreef een herdenkingsgedicht met als laatste regels:

‘En vocht weer voort in geestdrift en ellende

en viel in ’t harnas – toen wel veel te laf

ons glas stond tegen ’t glas der sloome bende –

op Oudjaarsavond, kort na twaalven in zijn graf.’

Op 4 januari 1929 werd Erich Wichman onder grote belangstelling door veel van zijn vrienden op het Amsterdamse Zorgvlied ten grave gedragen. Het groeide uit tot een fascistische manifestatie. Al snel na Wichmans dood zouden de internationale politieke omstandigheden zich verharden. Erich Wichman was een fascist, maar hij overleed te vroeg om te kunnen meemaken dat het in de jaren ’30 allemaal echt uit de hand liep en het fascisme door aansluiting van Mussolini met Hitler een heel andere wending nam. Veel van zijn oude vrienden keerden zich van het fascisme af of kozen er juist voor. Dat is hem bespaard gebleven. Hij was in alle opzichten een bijzonder mens. En dat was ie.  

Bronnen:

Querido’s Letterkundige Reisgids, 1982

Hans van Straten, literatuur in Utrecht, 1923-1973

Wikipedia

http://anderetijden.nl/aflevering/557/Hadjememaar