Willem Geijssen struint de Utrechtse straten af, op zoek naar Poëtische Straattaal. Dit keer: 'Dien Fellen Salamander'.

Op de fraaie luchtbrug in neo-renaissancestijl uit 1895, van architect J.F.Klinkhamer, tussen de NS-gebouwen HGB I en II, zien we aan de kant van de Laan van Puntenburg de regels van Isaäc da Costa uitgehakt in twee fraaie bij de stijl passende cartouches.

   Ronkende regels zijn het, uit het 546 regels tellende gedicht Vijfentwintig jaren - Een lied in 1840. De titel verwijst niet alleen naar de voorafgaande 25 jaren tot 1815, het begin van het Koninkrijk der Nederlanden, maar tegelijkertijd naar een schitterende toekomst, vooral op het gebied van techniek, christelijke waarden en natuurlijk het Huis van Oranje.

 De linker cartouche (Zie langs…)

De rechter cartouche (Een nieuwe loopkring…)

Maar hier in het Moreelsepark, tegenover Utrecht Centraal wordt uitbundig en zonder enige reserve lof gezongen op de stalen locomotieven van de Staats Spoorwegen, die sinds 1839 met de eerste spoorlijn Amsterdam-Haarlem ons land en het verkeer voorgoed zouden veranderen. De reliëftekst aan weerszijden van de loopbrug is gebaseerd op de regels 355 -374 van genoemd gedicht. De tekst staat als een kasteel en dwingt bijna tot hardop lezen.

Bij nadere beschouwing blijkt dat er nogal vrijzinnig met de oorspronkelijke tekst is omgegaan. Het is alsof de makers, uit het Amsterdamse beeldhouwersatelier van Van den Bossche en Crevels, de zinnen uit een grabbelton hebben gehaald, hetgeen de tekst uiteindelijk gelukkig alleen maar sterker maakt.

De loopbrug tussen HGB I en II. Foto: Geijssen

De laatste zin in het origineel, ‘Eén zelfde stoomkracht vaart / Sleept heel ons menschdom voort en effent heel onze aard’, is in zijn geheel verhuisd naar het laatste deel van het eerste couplet.

Maar in het origineel staat daar:Het helle koolvuurgaz / Vervangt de tinteling van ‘t maagdelijke was ./ Het zeegevaarte voelt zijn ingewanden leven, / En roept geen drijfkracht meer van buiten, om te zweven. / Ja meer! de vrije zee, waarin de stoomboot zwemt, / En ‘s aardrijks vaste korst in ijzren band geklemd, / Waarop de spoortrein gonst, wedijvren met elkander.’ Daar moest natuurlijk de bijl in.

 Isaäc da Costa 

De naam Da Costa staat netjes vermeld achter de laatste zin ‘Afgronden in ’t gezicht en bergen te gemoet’, die, het zal niemand verbazen, oorspronkelijk helemaal niet de laatste is, want dat was immers: ‘Sleept heel ons menschdom voort, en effent heel onze aard.’ De oplettende toeschouwer ziet ook dat de teksten op de loopbrug in omgekeerde volgorde staan. We beginnen dus op de rechter cartouche en gaan vervolgens naar de linker.

Het beeld van de salamander is waarschijnlijk gebruikt omdat dit dier in die tijd als vuurbestendig gold. Da Costa’s ‘dien fellen Salamander’ was in de negentiende eeuw een veel geciteerde uitdrukking. Sommige woorden zoals ‘loopkring’, ‘tweelingslijn’ en ‘verwaten’ zouden het nu niet meer redden, maar eind 19e eeuw in een lofdicht op de nieuwe tijd, morde daar niemand over.

Gelukkig staat alles in steen gebeiteld, dus eraan morrelen valt buiten de orde. Ondanks dit fraaie eerbetoon werden de profetische woorden van Da Costa helaas al spoedig ingehaald door de tijd. Trein en stoommachine verloren snel aan glans door de komst van auto, vliegtuig en wat al niet meer, zodat we ons nu de opwinding nauwelijks meer kunnen voorstellen.

Tekst op Luchtbrug

Een nieuwe loopkring is voor heel deze aard begonnen!

Uit kool- en yzermyn ontsprongen haar de bronnen

Van snelheid, macht en licht.

Een zelfde stoomkracht vaart

Sleept heel ons menschdom voort

en effent heel onze aard.

Zie langs zyn tweelingslijn dien fellen salamander!

Vuur sist uit zyn buik, die rammelt over de aard.

Hij voert bevolkingen en legers in zyn staart.

Metalententen die met bliksemende wielen

Wat stand houdt, waar hy schreeuwt, verplettren en vernielen.

Hy runt, hy vliegt, hy rukt, verwaten en verwoed.

Afgronden in ‘t gezicht en bergen te gemoet.

Oorspronkelijke tekst

Een nieuwe loopkring is voor heel deze aard begonnen!

Uit kool- en ijzermijn ontsprongen haar de bronnen

Van snelheid, macht, en licht. Het helle koolvuurgaz

Vervangt de tinteling van ‘t maagdelijke was.

Het zeegevaarte voelt zijn ingewanden leven,

En roept geen drijfkracht meer van buiten, om te zweven.

Ja meer! de vrije zee, waarin de stoomboot zwemt,

En ‘s aardrijks vaste korst in ijzren band geklemd,

Waarop de spoortrein gonst, wedijvren met elkander.

Zie langs zijn tweelingslijn dien fellen Salamander!

Vuur sist uit zijn buik, die rammelt over de aard.

Hij voert bevolkingen en legers in zijn staart,

Metalen tenten, die met bliksemende wielen

wat stand houdt, waar hij schreeuwt, verplettren en vernielen.

Hij runt, hij vliegt, hij rukt, verwaten en verwoed,

Afgronden in ‘t gezicht, en bergen te gemoet,

Die wijken, of, doorboord, een open heirbaan laten.

De steden naadren tot elkander; Volken, Staten

Doorkruisen, mengen zich. Eén zelfde stoomkrachtvaart

Sleept heel ons menschdom voort, en effent heel onze aard

Gebruikte bronnen:

W. van Leeuwen en H.Romers, Een spoor van verbeelding, De Walburg Pers,1988. 

Mr. Isaäc da Costa, Vijf en twintig jaren, een lied in 1840, 2e herziene druk. Klassiek Letterkundig Pantheon 140. Thieme Zutphen.

(Dit artikel is eerder verschenen in De Utrechtse Boekhouder, tijdschrift voor Utrechts literair erfgoed, april 2014)