Jeroen Wielaert - Bij binnenkomst in de zaal van het Centraal Museum is het een onontkoombaar treffen met de blikken van Mercedes de Barcelona en Asta Nielsen. De een die je recht aankijkt met opengesperde ogen, de ander dromerig weg blikkend naar rechts. Het zijn vrouwen die Pyke Koch fascineerden, midden in de broeierige jaren dertig, als hij op Oudegracht 341 een huis deelt met Martinus Nijhoff, Cola Debrot en Jan Engelman.

Portret van Asta Nielsen.

Ja, Utrecht had al een belangrijke kunstenaarskern, ver voor de intrede van Ed van Eeden, Ronald Giphart en Jerry Goossens. Koch heeft nog altijd een krachtige zeggingskracht, hoezeer zijn doeken duidelijk van tóen zijn.

Als jongen uit de betere stand was Koch verplicht om te studeren. Het werd rechten in Utrecht, maar daar trok de kunst hem vol verve van de wetboeken vandaan. Autodidactisch als hij was, schilderde hij het ene na het andere pleidooi voor een eigen, wondere werkelijkheid, vaak met Utrecht als decor, dan weer frivool, dan weer duister en dreigend.

Aan al zijn doeken uit die jaren dertig is te zien hoe goed Koch kon observeren en hoe gefascineerd hij was door de vrolijke dingen van het leven, maar ook voor de sombere. Met Utrecht als basis gaat Kochs betekenis ver buiten de stadsgrenzen – wereldwijd is hij een van de iconen van het magisch-realisme, naast die andere Utrechter en tijdgenoot, surrealist Joop Moesman.

Het Centraal Museum heeft al eerder Koch-exposities gehad. De huidige is extra feestelijk door de gulle flankering van zijn werk door collega’s als Carel Willink, Raoul Hynckes en Charley Toorop en buitenlanders als Georg Grosz en Otto Dix – allemaal even fantastisch, met droomwerken vol onvoorstelbare schoonheid en drastisch onheil.

Natuurlijk hangt Kochs zelfportret met zwarte hoofdband er. Je loopt er recht tegenaan, het hangt vlakbij zijn Nocturne, de twee werken die al in de vroege jaren dertig een schandaal veroorzaakten – doek van een door homoseksuelen gefrequenteerd urinoir en een zelfportret, plassend, ver voor zoiets ophef baarde in het Groninger Museum. Met die ferme selfie begon Koch om moeilijkheden te vragen, al was hij zich daar niet direct van bewust bij het schilderen. Hij was simpelweg overtuigd van het heil van het fascisme. Engelman, Debrot en Nijhoff konden het hem blijkbaar niet uit zijn hoofd praten. Toen het portret werd afgedrukt in het Utrechts Nieuwsblad noemde de krant het ‘aantrekkelijk, maar ook afstotend.’

De rest is geschiedenis: Koch was fout. Dat hij zich tijdens de oorlog van de NSB afkeerde kon dat hardnekkige oordeel niet meer veranderen. Tot ver na de oorlog is Koch doorgegaan als de meester die hij was. Het is te zien in deel drie van de expositie: Koch’s Droom. Dan keert het circus terug met een circusvrouw in een ingewikkelde handstand, blakende boerinnen, landschappen. Het is de magische realistische renaissance van Pyke Koch.

Voor museumdirecteur Bart Rutten staat al het schilderkunstige meesterschap voorop, maar is het ook goed om niet heen te draaien om Kochs omstreden gedachtengoed. Juist nu niet, de tijd waarin een populist als Thierry Baudet zich over Koch meent te moeten ontfermen.

Koch zelf heeft zich er in het openbaar nooit over uit gelaten. Daarom was het des te aardiger om bij de opening in de Nicolaaskerk zijn zoon, Peter Koch geboren in 1940 te ontmoeten. Die vertelde me: ‘Met ons ging het vooral over de Koude Oorlog. Mijn vader was een cold-warrior, sterk tegen Rusland. Hij was meer voor conventionele strijdkrachten dan voor kernwapens. Verder had hij niet meer dan een betrekkelijke straf gekregen voor zijn postzegels uit de oorlog. Ze zijn te zien op de tentoonstelling. Heel mooi!’

Dus het was allemaal niet zo beladen thuis? ‘Nul!’

En nog een notabene: Pyke Koch is terug op straat in zijn eigen Utrecht, met het statieportret dat hij in 1940 maakte van zijn vrouw Heddy de Geer. Ze staat onmisbaar op de gevel aan de Van Asch van Wijckskade, uitgevoerd door de mannen van De Strakke Hand en het hoofd apart geschilderd door de kunstenaresse Susan Mertens. 

Susan Mertens bij het Pyke Koch-schilderij aan de Van Asch van Wijckskade. Foto: Ton van den Berg