Jeroen Wielaert - Fris en vitaal is de stad, waar in korte tijd zoveel opzienbarend nieuws in de openbare ruimte zichtbaar wordt, in het groot, of in het klein. Woensdag was ik bij de opening van het nieuwe stationsplein. Bij het aanlopen dacht ik dat ik op de set van Starwars was beland, met een hoog wit ruimteschip dat naast de oude patattraverse was neergedaald. Ik zocht nog naar Darth Vader, maar in plaats daarvan kwam Victor Everhardt aanlopen om deze stadsaanwinst officieel in te huldigen.

Starwars? Foto: Jeroen Wielaert

Zaterdagmiddag ben ik terug gegaan, benieuwd om te zien hoe het plein het doet. Ik zag er een gestage stroom mensen overheen gaan. Ze liepen er, alsof ze er al jaren kwamen. Het was de oude stroom van Hoog Catharijne, maar dan onder het bollendak door. Het viel me op dat lang niet iedereen omhoog keek om het dak te bekijken. Een minderheid bleef staan om er met hun mobieltje een foto van te nemen, vrouwen, mannen, jong, oud.

‘Mooi hè?’ hoorde ik een jonge vrouw tegen haar vriendin zeggen.

Een dergelijke reactie hoorde ik ook over de beschilderde paaltjes in de Telingstraat, de smalle straat vlak bij het stadhuis. Ze waren me al eerder opgevallen, een week geleden. Zomaar stonden ze in het straatbeeld, twaalf in getal, aan de kant van boekhandel Savannah Bay. Als stadsbewoner zíe je die lage grijze paaltje niet. Ze staan er al lang paaltje te zijn. Nu hebben ze met zijn twaalven elk een eigen gezicht gekregen. Alsof ze uit een popartschilderij zijn weg gelopen.

Het is een bont gezelschap smoelen. Er is er een met een krulsnor en een soort Fez op. Er staat een soort holbewoner tussen met een prehistorische baard, vlak bij een man met een stropdas. Mannen, het zijn allemaal mannen, blank, zwart, blauw.

Bij mij riepen ze hetzelfde gevoel op als Loesje ooit deed, maar dan zonder tekst: blij.

Ik ben wat rond gaan vragen om reacties op deze verrassende kunstvorm.

De jonge vrouw achter de toonbank van de Mermaidy Fairtradeshop zei: ‘Per mail kregen we een mededeling dat het ging gebeuren. Er werd niet om toestemming gevraagd. Het is wel leuk geworden.’

Melika van Byblos Hairstyling vertelde met een glimlach: ‘Ik heb er twee jongens mee bezig gezien. Ik vroeg nog of ze ook mijn kant gingen doen. “Dat zien we nog wel”, zeiden ze.’

Het is allemaal niet zo mega als het bollenruimteschip bij het Centraal Station, maar met hun geringe afmetingen en hun ritmische herhaling is de koppengroep ook een nieuw vertoon van creativiteit in het oude centrum.

Het is onderdeel van het project ‘Vergeet niet de hoekjes’, bedacht door drie studenten van de opleiding Kunst en Economie een de HKU: Anke Straten, Fleur Mulder en Anne Melinga. Zij vroegen de illustratoren Philip Lindeman en Munir de Vries om dat standaard gemeentelijke straatmeubilair een nieuw uiterlijk te geven. Die twee namen ook de prullenbak op het stadhuisplein en andere objecten onder handen. 

Verrassend, zo kwam het aan. Munir de Vries legt uit: ‘Dat was ook de bedoeling. Daarom deden we het ’s avonds laat met min twee. Ik ben al jaren afgestudeerd aan de HKU, net als Philip.’

Hij kende de paaltjes al lang. ‘Die staan altijd schots en scheef, omdat er auto’s tegenaan rijden. Door er fysieke figuren op te schilderen gebeurt dat misschien minder. Ze staan er ook mooi in functie van het stadhuis. Er zijn veel verschillende mensen in vertegenwoordigd. Ook mensen die je minder ziet, maar die wel de stad maken, zoals een straatmuzikant die je een glimlach op het gezicht brengt.’

Het ziet er ook heel multicultureel uit. Munir: ‘Ja. Dat is wat ik ook zie als ik door de stad loop..’

Echt een wild project is het niet. ’Nee. Het budget komt van de gemeente. De studenten hebben het in opdracht gedaan. Het is altijd de vraag of de mensen het leuk vinden. De reacties zijn goed. Maar je kunt niet iedereen pleasen. Het is mooi om het straatbeeld voor de mensen te laten spreken. In principe is Utrecht een bruisende stad, alleen is dat niet altijd zichtbaar.’

En de kant van de kapster in de Telingstraat? ‘Dat is ook leuk om te doen. Het is de vraag of het organisatorisch rond te krijgen is. Ik hoop wel dat het meer gaat worden.’