Henk Westbroek - Op een zondagmiddag fietste ik in het milde lentezonnetje met mijn kleinzoon van 5 vanaf De Bilt richting de Berenkuil. Ik fiets graag samen met mijn kleinzoon want hij rijdt op zijn kinderfietsje net zo snel als ik op mijn grote mensen Gazelle. Als ik tenminste alles op alles zet.

Met een kilometer of 15 bewogen wij ons zingend richting de Italiaanse ijsboer op de Adriaan van Ostadelaan. Tot plotseling achter ons iemand met schorre stem “ Bel! Bel!Bel! ” schreeuwde.

Het bleek een in een strak latex pak gestoken Michelin-mannetje van mijn leeftijd te zijn met een peloton bejaarden in zijn kielzog. Die allemaal op hun racefiets van een paar duizend euro Lance Armstrong imiteerden. Op zijn druggebruik na. En het tempo waarin Lance reed.

Mijn kleinzoon en ik gingen aan de kant van de weg staan en werden door een kwart van het twintigkoppig peloton beschimpt omdat we de moed bezaten ook gebruik van het fietspad te maken, terwijl we wel 5 kilometer trager fietsten dan zij.

Ze droegen in meerderheid een wielrenshirt waarvan de opdruk bewondering voor de Rabobank illustreerde. Een bewondering die ik deel want 0,00001 % rente op een spaarrekening geven en 13 % rente vragen voor elke cent die iemand toevallig even rood staat, illustreert een schaamteloos maar oergezond verdienmodel.

Wat ik het meest opvallend vond, was dat de carnavalesk uitgedoste senioren geen van allen een bel op hun dure racefiets hadden en dat gemis compenseerden door op noodzakelijke momenten ‘’Bel!’’ te roepen. De kosten van een fietsbel zal wel niet meer binnen hun racefietsbudget hebben gepast, bedacht ik. Om in een ruk door te bedenken om de claxon maar uit mijn auto te slopen - want je sleept dat claxongewicht maar mee  wat allemaal extra benzine kost en waar heb je zo’n ding eigenlijk voor nodig? Als je in het bezit van een dragende stem bent en dus keihard Toet! Toet!“ roepen kan als op de A2 een Fiat Panda op een irriterende manier je pad kruist?

Nadat mijn kleinzoon en ik weer op stoom waren gekomen kwamen we terecht tussen een tiental jonge plezierfietsers die luidruchtig mopperden op bejaarden met Jan Jansen fietsen. Ik begreep dat het idee ontstaan was om voor mannen boven de zestig met een racefiets een genadeloos streng fietsexamen te introduceren. Daar ben ik ook verklaard voorstander van, want ik heb toch geen racefiets.

Op de Adriaan van Ostadelaan ter hoogte van Bar Beton passeerden we het peloton racefietsers dat deze keer de rijweg blokkeerde. “Bel! Bel! Bel!”, riepen mijn kleinzoon en ik want we hebben wel fietsen met een werkende bel, maar je wilt andersdenkenden toch in hun eigen taal aanspreken.

De oudjes keken ons met verachtende blik aan vanwege ons gebrek aan mededogen; een van de senioren had namelijk een dubbelgeklapt voorwiel opgelopen door een aanvaring met een voetganger. Zo‘n klotevoetganger die te onbeschoft was geweest om een kudde bejaarde wielrenners ruim baan te verlenen. Terwijl mijn kleinzoon en ik de laatste vier bollen aardbeienijs bij de Italiaan eerlijk deelden, druppelden de snelheidsduivels stinkend naar opgedroogd zweet de ijsboer binnen. “Het aardbeienijs is helemaal op”, informeerde mijn kleinzoon ze. Ze keken opnieuw boos!

(Deze column is eerder gepubliceerd in De Oud-Utrechter en is met toestemming van de auteur overgenomen.)